Elke seconde verhuist er iemand door klimaatverandering
Elke seconde beslist er iemand om te verhuizen naar veiliger oorden vanwege klimaatverandering en natuurrampen. Gemiddeld zijn dat 26 miljoen mensen per jaar en dat zal nog toenemen, zegt de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO). Dat aantal zal naar verwachting toenemen als droogte of overstromingen vaker gaan voorkomen. De organisatie bepleit investeringen in de probleemlanden zelf.
Wereldorganisaties, experts en wetenschappers hebben het al tot vervelens toe herhaald: de klimaatverandering is een enorme bedreiging voor de armste, meestal landelijke bewoners in ontwikkelingslanden. Die kunnen eigenlijk niet veel meer doen aan klimaatverandering dan verhuizen.
„Ook al zijn de verhuizingen door het veranderende klimaat minder zichtbaar dan die op gang komen na een storm, de gevolgen ervan zullen groter zijn”, zegt William Lacy Swing, directeur-generaal van de Internationale Organisatie voor Migratie van de VN (IOM).
Voedselcrisis
Als voorbeeld haalt Swing de geleidelijke verdroging van het Tsjaadmeer aan, het op één na grootste zoetwatermeer in Afrika, die tot een enorme voedselcrisis leidt omdat miljoenen mensen in landen rond dit meer afhankelijk zijn van de visvangst.
„Veel migranten zullen uit landelijke gebieden komen en dat zal een enorme invloed hebben op de landbouw en de voedselprijzen.”
Tijdens een conferentie in Rome vorige week riepen de FAO en de IOM samen op om de oorzaken en gevolgen van de volksverhuizingen expliciet te erkennen en op te nemen in nationaal beleid rond klimaatverandering en plattelandsontwikkeling.
De Verenigde Naties hebben er in Rome ook opnieuw op gewezen dat landbouw- en veebedrijven meer dan 80 procent van de schade en verliezen veroorzaakt door droogte moeten opvangen. Zij zijn de eerste slachtoffers van klimaatverandering.
Hoofdverantwoordelijk
Intussen steken de geïndustrialiseerde landen –die door de FAO wordt aangewezen als hoofdverantwoordelijken voor de klimaatverandering– miljarden dollars in maatregelen om de komst van migranten en vluchtelingen te verhinderen. Dat geld zou beter besteed zijn, wanneer ze dat zouden investeren in de aanpak van de hoofdoorzaak van deze volksverhuizingen.
„Op het platteland in ontwikkelingslanden zal de temperatuur naar verwachting stijgen. Die kwetsbaarheid wordt nog versterkt door het gebrek aan investering in deze regio’s”, zegt William Lacy Swing van IOM. „Wij moeten verhuisgedrag en klimaatverandering een plaats geven in nationale programma’s over ontwikkeling en armoedebestrijding, rampenbeleid en crisisplanning. Verder moeten landbouwbeleid en -praktijk worden uitgewerkt om de bevolking veerkracht te geven en de gedwongen migratie tegen te gaan”, stelt Swing.
Klimaatslimme landbouw
Investeren in duurzame landbouw ter plaatse zou daarom een oplossing zijn, zegt José Graziano da Silva, directeur-generaal van FAO. Kwetsbare lidstaten zouden systemen op moeten zetten voor vroegtijdige waarschuwing; ze zouden moeten werken aan de aanpak van waterschaarste en de invoering van klimaatslimme landbouwmethoden en energie. Ook de ontbossing moet absoluut verminderen.
„Programma’s die solidariteit en de samenwerking tussen de ontwikkelingslanden en hun rijke partners bevorderen, verdienen meer steun”, zegt Graziano da Silva. Hij verwijst onder meer naar de FAO-China-Zuid-Zuid-samenwerking, een succesvol partnerschap dat volgens hem model kan staan voor meer samenwerkingen.
China
Graziano da Silva prijst daarbij de „pioniersrol van China als grootste steun binnen dit programma, waar voor 80 miljoen dollar aan middelen is ingebracht.”
China heeft via dit samenwerkingsprogramma meer dan 1000 experts en technici naar 26 landen in Afrika, Azië-Pacific, Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied gestuurd om te helpen om de landbouwproductiviteit en de voedselveiligheid in ontwikkelingslanden te verbeteren.
Volgens Graziano da Silva is het ook nog steeds mogelijk om ”Nul Honger” tegen 2030 te bereiken, ondanks het feit dat het aantal hongerige mensen weer groeit. „Maar dan moeten we snel concrete acties ondernemen, vooral op nationaal en regionaal niveau.”