Israëlische huisafbraak als vergelding voor terreurdaad is altijd ongewenst
RD-correspondent Alfred Muller levert wekelijks vanuit Jeruzalem commentaar op gebeurtenissen in Israël. Vandaag: geen verwoesting huis familie na moord op 16-jarige Palestijnse jongen.
In de vroege ochtend van 2 juli 2014 werd de 16-jarige Mohammad Abu Khdeir in de Arabische wijk Shu’afat in Noord-Jeruzalem een auto in gesleurd. Dezelfde ochtend vond de politie zijn levenloze lichaam in een bos ten westen van de stad. Uit sectie bleek dat hij na een afranseling levend was verbrand. Het kostte de politie weinig moeite om de Joodse daders op te sporen.
Twee van de terroristen waren minderjarig, de derde was een volwassen man. De rechtbank veroordeelde de minderjarigen tot respectievelijk 21 jaar cel en levenslang en de volwassene tot levenslang plus 21 jaar. Deze forse straffen leken niet onder te doen voor die waarop Palestijnse terroristen kunnen rekenen als zij aanslagen hebben gepleegd.
Toch was er een belangrijk verschil. Als Palestijnen terreurdaden plegen, verwoesten of vergrendelen de autoriteiten meestal het huis van de terrorist. Een Palestijn die bijvoorbeeld met zijn auto doelbewust op een groep voetgangers inrijdt om zo veel mogelijk Israëliërs te doden of te verwonden, moet erop rekenen dat zijn familie geen dak meer boven het hoofd heeft. Dit vooruitzicht moet hem of haar helpen de daad niet uit te voeren.
Dat is in dit geval echter niet gebeurd, en dat was tegen het zere been van de vader van het slachtoffer, Hussein Abu Khdeir. Hij stapte in 2016 naar het Israëlische hooggerechtshof met de eis dat de huizen van de moordenaars van zijn zoon ook verwoest zouden worden. Het hof verwierp deze week echter zijn petitie.
De president van het hooggerechtshof, Elyakim Rubinstein, stelde dat de afbraakregel in principe geldt voor zowel Joden als Palestijnen. Toch was er in dit geval volgens het hof geen sprake van ongelijkheid voor de wet. Huisafbraak is geen straf, maar een maatregel om af te schrikken, betoogde het hof. Aangezien er lange tijd is verstreken tussen de moord en een mogelijke huisafbraak, is het afschrikkingseffect verdwenen. Dus heeft het nu geen zin meer alsnog bulldozers naar de huizen van de familie te sturen.
Palestijnen zullen zich door deze redenering niet laten overtuigen. De uitspraak bevestigt voor hen dat er ongelijkheid bestaat voor de wet. Niet alleen op de Westelijke Jordaanoever, maar ook in Israël, want daar gebeurde het allemaal. Abu Khdeir is van plan zijn zaak op internationaal niveau aan te kaarten.
Positief aan het hele geval is tenminste dat het hof een stokje voor een huisafbraak heeft gestoken. De maatregel is namelijk in alle gevallen ongewenst. De gang van zaken is onrechtvaardig, omdat die onschuldigen treft. Het is bovendien helemaal niet gezegd dat de methode helpt. Meer voor de hand ligt dat vernietiging van huizen enkel nieuwe wraaklust creëert.
Hopelijk zal het besluit van het hof er daarom toe bijdragen dat Israël helemaal stopt om deze maatregel toe te passen tegen Palestijnen of welke terroristen dan ook maar. Laat de daders boeten, en niet hun ouders, kinderen, broers of zussen.