Kayapinar stort hart uit bij prins en prinses
Mannen en vrouwen, jong en oud, vormen opeens een grote, opgewonden massa. Ze zwaaien met Turkse en Nederlandse vlaggetjes. „We zullen deze dag nooit vergeten”, besloot prins Willem-Alexander gisteren het bezoek aan het Turkse dorpje in Midden-Anatolië.
De prins en de prinses zijn te gast in het bergdorpje Kayapinar. Het geïsoleerd liggende plaatsje in een panoramisch landschap telt 2388 zielen. In de vakantieperiode worden het er eens zoveel. Dan komen ze tijdelijk terug: de mensen die in de jaren zestig en daarna gingen werken in Nederland, in Breda en in Dordrecht en omgeving.
Een aantal ouderen leeft zelfs weer meer dan de helft van het jaar in Kayapinar. Helemaal terugkeren naar Turkije zit er niet in. ’s Winters gaan ze terug om de kinderen, de kleinkinderen en de dokter. Elke maand krijgen ze een salaris, pensioen of WAO-uitkering. Er is geen verschil tussen de migranten en de mensen die in Kayapinar bleven, zegt de een, maar de ander zegt dat er jaloezie is. Ze doen niet veel, „wandelen, slapen en eten” en dat is het dan.
Ali Burakcin is 61 en zit in de WAO. Hij werkte bij Van Leeuwen Buizen en moest daar pijpen lassen en verzinken. Hij heeft zes kinderen, van wie er één bij de politie werkt. In Nederland natuurlijk, meldt hij trots. „Ik ging met de bus naar Nederland en wist niet waar ik terechtkwam. Ik ben daar eerst vijftien jaar alleen geweest. Daarna liet ik mijn vrouw overkomen.”
De kinderen blijven liever in Nederland. Hij niet, hij is graag hier. „In de zomer is het mooi weer, je wandelt wat, drinkt thee en je slaapt. Het gewenningsproces in Nederland verliep moeilijk. Je kende de taal niet. Je begreep niet wat ze van je wilden. Het contact met andere Turken was dus heel belangrijk.”
Nomen Burgaz is 60 jaar, zit ook in de WAO, wegens zijn hart, suikerziekte en hoge bloeddruk. Een halfjaar hier en halfjaar daar. „Die mensen hier zijn een beetje jaloers. Omdat ze denken dat wij rijk zijn.”
Kayapinar is pas sinds 1992 een zelfstandige gemeente. De plaats is pas in 1968 gesticht. Het oorspronkelijke dorp lag hoger en kampte met problemen in de waterhuishouding. Er was nauwelijks toekomstperspectief. Kayapinar bleef arm en financiële bijdragen van Europa via de emigranten waren een belangrijke steun voor de achterblijvers.
De status van de gemeente en een actiever bestuur leidde tot meer welvaart. Maar nog kampen de Kayapinari met problemen. Er zijn nauwelijks voorzieningen in de zorg. Er is amper werkgelegenheid. Vervolgonderwijs is er alleen in de grotere steden, Kayseri op 65 km afstand, en wie wil zijn kinderen daarheen laten gaan?
Het dorpje is inmiddels flink vergrijsd. Er zijn weinig mogelijkheden voor scholing en werk. Toch wil een deel van het geringe aantal jongeren beslist niet weg. „We hebben het gemis en het heimwee gezien in de families waarvan mensen zijn weggegaan”, vertellen ze prins Willem-Alexander en prinses Máxima als die om een tafeltje zijn gaan zitten bij een theehuis voor een gesprek met de jongelui.
Ze vragen volop, met name aan prinses Máxima, en Kayapinaren kunnen hun hart uitstorten bij de Oranjes. De prins: „Ik ben benieuwd van jullie te horen hoe het leven hier is.” Hij roert in de thee. „Ik kom ook van het platteland, vanwaar het 8 km was van en naar school.”
Unaniem zijn de inwoners van mening dat onderwijs belangrijk is. Het paar inventariseert wie de school heeft afgemaakt en wie vervolgonderwijs heeft gedaan. „Universiteit en vakonderwijs”, vult Máxima aan. Ja, maar er is zo weinig werkgelegenheid hier. De prins zegt dat Kayseri, een plaats verderop waarschijnlijk de plaats is waar eventueel werk zou zijn te vinden. Of andere steden van Turkije? Zijn gesprekspartners: „Dat kan wel zo zijn, maar dan gaat ons hele salaris op aan reisgeld.”
Máxima: „Hebben jullie alle studies afgemaakt?”
De jongelui hebben soms alleen lagere school, enkelen hebben iets van een vervolgopleiding. Scholen zijn ver weg, wordt er geklaagd. Maar één meisje heeft het geschopt tot apothekersassistente, en een jongen heeft zelfs zijn eigen internetcafé opgezet.
„We hebben een fabriek. Die wordt niet gebruikt. Gebeurde dat wel, dan konden we daar gaan werken”, zegt een van de jongens. „Wat zou de fabriek dan moeten doen?”, wil Willem-Alexander weten. „Dat moet de burgemeester maar uitmaken.” Dat vindt de prins geen goede opstelling. „Jullie hebben een internetcafé. Een hele wereld aan informatie ligt aan je voeten. Vraag het niet aan de burgemeester. Haal zelf informatie op en zeg: Dat willen we doen.”
Willem-Alexander: Denken jullie na over emigratie?
Nee, sommigen wel, maar ze hebben familie en weten wat de problemen zijn die met emigratie te maken hebben.
Máxima: „Iets voor jezelf beginnen, is dat geen oplossing?”
„Daar is geld voor nodig en dat hebben we niet. Krediet. Schulden moeten afbetaald.
De prins steekt een sigaartje op als Máxima haar volgende vraag lanceert: „Hebben jullie iets van de EU gehoord?” De prins: „Wat zijn jullie verwachtingen daarvan? Praten jullie over de regio of over Turkije in het algemeen?” Máxima: „Hebben jullie veranderingen gemerkt de laatste paar jaar?” Willem-Alexander: „Heel veel wetgeving is op papier aangepast, maar wat merken jullie daarvan in de provincie?”
Turkije ontwikkelt zich wel snel, antwoorden ze de prins, maar voor ons nog te langzaam. Voor ons blijft het nog moeilijk. Maar eerlijk is eerlijk, vergeleken met andere dorpen zijn wij ook weer niet slecht af…
Máxima kaart in het kader van de commissie-Rosenmüller de positie van de vrouw aan. Die blijkt moeilijk hier. De vrouw staat voornamelijk in de keuken. Hoewel, vergeleken met de grootouders is haar positie verbeterd. „Maar voor ons vrouwen hier is er nog weinig veranderd. Mannen hebben nog steeds eerder een baan.”
Dan werpt de prins een praktische vraag op. „Kun je op elk moment hier als vrouw een theehuis binnenlopen?”
Nee dus. „Het is voor ons jonge meisjes zelfs moeilijk een internetcafé binnen te gaan.”
Máxima: „Echt?”
Kayapinar zit in de vicieuze cirkel van geen geld, geen opleiding, geen werk, geen geld. „Waren hier maar meer mensen, dan hadden we misschien ook meer mogelijkheden. Ikzelf heb kapperswerk gedaan, maar dat kan alleen in vakantietijd, want dan zijn er genoeg mensen.”
Hip zijn kan voorzichtig in Kayapinar. „Van de vrouwen die uit het buitenland terugkomen en anders gekleed zijn, zegt niemand iets. Toch begint de bevolking langzaam aan andere kleding te wennen.” Het onderscheid tussen mannen en vrouwen was al zichtbaar in Kayapinar voordat prins en prinses arriveerden. Mannen aan de ene kant, vrouwen aan de andere kant van de dranghekken.
Als de prins en de prinses aankomen, klinkt er applaus. Iedereen wil het prinselijke bezoek meemaken. De dorpelingen volgen het paar overal: Op weg naar het stadhuis, naar de school, naar het theehuis voor het gesprek met de jongeren, naar het onderkomen waar de remigranten lunchen met de Nederlandse gasten en ten slotte terug naar de auto.