De ministers Remkes (Binnenlandse Zaken) en Zalm (Financiën) lieten dat donderdag blijken tijdens overleg met de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel ligt nog voor advies bij de Raad van State. Daarna moeten de Tweede en de Eerste Kamer het behandelen.

Bovendien wil het kabinet de gemeenten voldoende tijd gunnen zich op de maatregel voor te bereiden. „Invoering op 1 januari lijkt nog haalbaar, maar ik ben niet zeker of het lukt”, constateerde Remkes behoedzaam. Zijn collega Zalm „sloot niets uit.”

Een aantal fracties in de Tweede Kamer heeft liever dat het kabinet niet al te snel te werk gaat. Volgens ChristenUnie en SGP moet het kabinet voor een dermate ingrijpende maatregel voldoende tijd nemen, zodat de nodige zorgvuldigheid kan worden betracht. „Een jaar uitstel zou de zorgvuldigheid dienen”, aldus SGP-kamerlid Van der Vlies.

De coalitiefracties zien de afschaffing per 1 januari aanstaande nog wel zitten. CDA-kamerlid Smilde stelde daarbij wel een duidelijke voorwaarde. Wat haar betreft kan het alleen als er „een deugdelijke compensatieregeling komt, zodat gemeenten hun begroting netjes op orde kunnen krijgen.” De linkse oppositie ziet niets in het OZB-plan. Zij vindt dat het Rijk het geld voor de lastenverlichting van in totaal ongeveer een miljard euro beter aan andere doelen kan besteden.

De afschaffing van het gebruikersdeel van de OZB, dat wordt betaald door huurders en huiseigenaren die zelf in hun pand wonen, betekent een lastenverlichting van circa 1 miljard euro. Die is bedoeld als compensatie voor de hogere kosten waarmee burgers te maken krijgen door een geplande wijziging van het zorgstelsel.

De gemeenten worden door het Rijk gecompenseerd voor hun verlies aan inkomsten. Niettemin hebben de gemeenten veel kritiek op het plan. Zij willen hun inkomsten voor een deel zelf kunnen bepalen en financieel niet te veel afhankelijk worden van het Rijk.