Alva heeft met zijn harde aanpak de Reformatie bevorderd
De hertog van Alva heeft geen goede naam in de geschiedenis. Hij staat bekend als een tiran, hardvochtig, meedogenloos. In 1567 –nu 450 jaar geleden– kwam hij naar de Nederlanden om met harde hand orde op zaken te stellen in de weerspannige gewesten. Maar die opdracht mislukte totaal.
De Spaanse koning Filips II moet gedacht hebben dat de zaak helemaal uit de hand is gelopen in de Nederlanden. Hij krijgt berichten over bijeenkomsten in de openlucht met duizenden mensen, luisterend naar een hagenprediker die ketterijen verkondigt. Hij hoort over stadsbesturen die onder de druk van de nieuwlichters bezwijken en hun zelfs kerken ter beschikking stellen. En alsof dat nog niet genoeg is, volgt in het najaar van 1566 ook nog de Beeldenstorm, waarbij in tal van steden de beelden in kerken en kloosters sneuvelen, hosties op de grond gesmeten, misgewaden gescheurd en altaren vernield worden.
Aan het hof in Madrid wordt al dat nieuws met ontsteltenis ontvangen. Filips II, een vrome en principiële katholiek, wordt letterlijk ziek van de verhalen over gebeurtenissen die hem in de oren klinken als heiligschennis en majesteitsschennis. Hij beseft dat de vaststaande gezagsstructuur wankelt, dat de oude orde helemaal ondersteboven dreigt te gaan. Geen wonder dat hij besluit dat er iets aan gedaan moet worden. Als mensen rebelleren tegen vorst en kerk, wordt dat –in zijn tijd– immers gezien als een enorme misdaad die niet ongestraft kan blijven.
Hij kiest voor de harde aanpak: hij stuurt Don Fernando Álvarez de Toledo, hertog van Alva, met een leger van 10.000 man naar de Nederlanden. Alva moet zorgen dat de aanstokers van de onrust gestraft worden, dat de orde hersteld wordt, en dat de Nederlanden hun vorst weer gehoorzaam zijn.
Terechtstellingen
Aan het eind van de zomer van 1567 arriveert Alva in Brussel, en het duurt nog geen maand of hij heeft de Raad van Beroerten ingesteld, een speciale rechtbank die de macht krijgt om alle stadsbesturen en provinciale gerechtshoven te overrulen. De bekendste slachtoffers van deze ‘Bloedraad’ zijn de graven van Egmond en Horne. Zij worden op 5 juni 1568 op de Grote Markt in Brussel onthoofd. Willem van Oranje ontspringt de dans: hij is in 1567 naar de Dillenburg gevlucht.
Maar niet alleen de hoge edelen lopen gevaar. De commissarissen van de raad komen in alle Nederlandse steden om nauwkeurig in kaart te brengen wie er ketterse denkbeelden op nahouden, en wie er allemaal betrokken zijn geweest bij de troebelen van het afgelopen jaar. De ene stadsburger getuigt tegen de andere, burgemeesters moeten vertellen wie er bij oproer of Beeldenstorm aanwezig zijn geweest, ooggetuigen worden onder druk gezet om namen te noemen. Duizenden mensen worden voor de rechtbank gedaagd.
De meesten wachten hun proces niet af, maar vluchten naar het buitenland – en achteraf gezien blijken zij de situatie goed ingeschat te hebben. Meer dan 1000 mensen worden ter dood veroordeeld, meer dan 10.000 worden er uit hun geboorteland verbannen. Degenen die thuisbleven en dachten dat het wel los zou lopen, komen bedrogen uit. Overal in het land vinden terechtstellingen plaats, vrijwel elke stad heeft op dat punt zijn eigen verhalen.
In Amsterdam worden 242 mensen veroordeeld –de meesten bij verstek– van wie er 24 de doodstraf krijgen. Maar ook in kleinere steden gaat het er heftig aan toe. In Deventer worden bijvoorbeeld 34 burgers aangeklaagd, 8 van hen worden geëxecuteerd. En de 16e-eeuwse predikant Henricus Caesarius vertelt over zijn geboortestad Zaltbommel dat daar niet alleen drie terechtstellingen hebben plaatsgevonden, maar ook dat niet minder dan 72 ”vrome borgers” uit schrik voor Alva „hare Vaderlijcke Stadt hebben verlaten ende hen in vremde landen begeven, (…) achtende de versmaetheyt Christi meerder rijcdom te wesen, dan de schatten van Egypten, dat is, dan hare tijtelijcke goederen die haer vanden Coninck zijn ontnomen.”
Dat laatste maakt nog iets anders zichtbaar: de vonnissen van de Raad van Beroerten gaan gepaard met verbeurdverklaring van geld en goederen. Ook gevluchte edelen en burgers raken hun bezittingen op die manier kwijt. De inkomsten die de raad daaruit genereert, vloeien naar de schatkist van de Spaanse koning en de landelijke overheid.
Desondanks zit Alva voortdurend in geldnood, want hij moet een groot leger onderhouden. Dus komt hij met de maatregel die gezien wordt als de druppel die de emmer doet overlopen: de Tiende Penning. De bestuurders van de Nederlandse steden en gewesten zijn gewend om zélf over belastingen te beslissen, en nu deze heffing van bovenaf wordt opgelegd, zonder overleg, is de maat vol en komen ook zij in opstand.
Onverzoenlijke aanpak
De gebeurtenissen die volgen zijn bekend: het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog, de mislukte veldtocht van Willem van Oranje in 1568, de verovering van Den Briel door de geuzen in 1572, de beslissing van talrijke andere steden om de kant van de geuzen en de prins te kiezen, de Unie van Utrecht in 1579.
Filips II heeft met zijn harde aanpak Nederland protestant gemaakt, zei de historicus J. J. Woltjer ooit, en daar zit iets in. De meerderheid van de Nederlandse bevolking had in de zestiende eeuw nog niet zulke uitgesproken overtuigingen en voelde zich eigenlijk wel thuis bij een rekkelijk katholicisme. De koning had deze mensen met een zacht lijntje wellicht binnen de Rooms-Katholieke Kerk kunnen houden. Maar door zijn onverzoenlijke beleid –uitgevoerd door Alva– heeft hij de steeds weerspanniger bevolking juist de andere kant op geduwd. Het klinkt raar, maar eigenlijk heeft Alva de Reformatie in de Nederlanden bevorderd.