Nederlandse in Portugal: Zwarte rook was beangstigend
Verwoestende bosbranden in Portugal kostten afgelopen weekend meer dan zestig mensen het leven. De Nederlandse José van der Zwan (51), die sinds vorig jaar een bed and breakfast runt in het Portugese gehucht Valbona, zag de vuurzee tot haar schrik tot op enkele kilometers van haar woning naderen.
TOEN
Mijn man en ik zijn vorig jaar vanuit Haarlem naar Portugal geëmigreerd. We wilden weg uit Nederland. Mijn laatste baan daar was bij Koninklijke Visio, een expertisecentrum voor blinden en slechtzienden. Portugal past bij ons. We hebben geen spijt van ons vertrek naar dat land. Onze drie kinderen zijn in Nederland blijven wonen.
De kalmte en rust in Portugal spreken mijn man en mij aan. Mensen zijn gemoedelijk, minder gehaast dan in Nederland. De natuur in Portugal is divers, weids en indrukwekkend.
Het is hier warmer dan in Nederland. Afgelopen week was het soms 40 graden. De zomer duurt in Portugal tot ongeveer half oktober. We wonen in het gehucht Valbona, in het midden van het land. Daar run ik een bed and breakfast van vier kamers. Ik houd het informeel en gezellig. We voelen ons opgenomen in de lokale gemeenschap. Daar heerst saamhorigheid. Mijn Portugees wordt steeds beter.
In mijn bed and breakfast nam ik al eerder veiligheidsmaatregelen die een brand moeten voorkomen of in de kiem smoren. Zo hangt er een brandblusser en liggen er brandwerende dekens. Ook zijn de kamers voorzien van rookmelders. In onze boomgaard staan emmers met zand. We maken onze gasten erop attent dat ze een brandende sigarettenpeuk niet weg moeten schieten, maar in die emmer moeten deponeren.
NU
De verwoestende bosbranden in Portugal begonnen vorige week zaterdag. Ik hoorde er zondagochtend over. Ongeruste kennissen belden ons op. Of ik wel veilig was. De bosbranden begonnen op zo’n 60 kilometer ten zuiden van ons dorp. Maar het vuur kwam steeds dichterbij. Op 40 kilometer afstand, op 20 kilometer, op een paar kilometer. Dat was best een beangstigende ervaring.
Afgelopen week daalde er as neer. Asdeeltjes op onze auto, op de partytent, op onze woning. Bizar. De lucht was zwart van de rook. Met af en toe een rode gloed erdoorheen. Je ruikt rook, je proeft rook. Soms viel er een onwerkelijke stilte in de natuur. Net een stilte voor de storm. Blusvliegtuigen vlogen af en aan.
Dinsdag kwam het vuur steeds dichterbij. Vanuit Valbona, dat op zo’n 250 hoogte ligt, reden we met de auto een berg bij ons dorp op. De Monte d’Alto, die is 900 meter hoog. Boven op die berg zagen we een kilometer of vier verderop de bosbranden woeden.
Enerzijds voelde ik iets van geruststelling: het vuur moet eerst de bergrug af, door de vallei heen en dan onze berg op, voordat ons huis is bereikt. Anderzijds was dat uitzicht op het vuur heel bizar. We zagen colonnes brandweerwagens het rampgebied in rijden. De brand was zó dichtbij gekomen en we wisten hoe snel de vlammen de dagen daarvoor om zich heen hadden gegrepen.
We hadden onze koffers klaarstaan. Om te vertrekken. Het huis en de tuin probeerden we nat te houden. Door water te spuiten met tuinslangen. Omdat het zo’n 35 tot 40 graden was, lukte het niet echt om de boel nat te houden.
We waren continu alert, volgden voortdurend de nieuwsberichten. Soms liepen we het dorp in, om even bij te praten met de andere inwoners.
Gelukkig week het gevaar. De brandweer had de vuurhaarden in de omgeving onder controle, zo kregen we donderdagochtend te horen.
Portugal hield de afgelopen week drie dagen van nationale rouw. Portugezen zijn aangeslagen vanwege de tientallen doden door de bosbranden. Als ik het dorp in loop, gaan de gesprekken over deze natuurramp. Mensen zijn goed op de hoogte van al het nieuws hierover. Zelf ken ik persoonlijk gelukkig geen slachtoffers.
Het is vreselijk dat veel slachtoffers zaterdag in hun auto ingesloten raakten door het vuur. Op de Portugese televisie hoorde ik het verhaal van een overlevende. Hij vertelde over zijn angst in een ontzettende vuurzee. Hoe snel de vlammen zich verspreidden. De overlevende zei dat hij het gevoel had dat hij in een draaikolk van vuur zat. Links vuur, rechts vuur, voor vuur.
Ook het verhaal van een Portugees die mensen redde, maakte indruk op mij. De man haalde mensen met brandwonden uit hun auto’s, nam hen mee naar zijn dorp en hield hen nat. Voor zo’n redder heb ik diep respect.
Grote bewondering heb ik ook voor de duizenden brandweerlieden die het vuur de afgelopen week bestreden. De meesten zijn vrijwilliger. Ze gingen recht op het vuur af. Chapeau! Dat deden ze ook voor mij. Dagen achter elkaar blusten ze door. Met gevaar voor eigen leven. Af en toe hielden ze een pauze van een halfuurtje. En dan gingen ze weer aan het werk.
Ik hoor dat er in Portugal te veel van de zeer brandbare eucalyptusbomen staan. Die bomen worden gebruikt voor de papierindustrie. Door de enorme aantallen van deze bomen kon de brand zich zo snel verspreiden. Ook dennenbomen zorgden daarvoor. Verder spelen de enorme droogte en de bij vlagen zeer harde wind mee. Ik vind het te kort door de bocht om zomaar met de beschuldigende vinger naar de Portugese overheid te wijzen. Daarvoor weet ik nog te weinig van de politiek in dit land.
STRAKS
Mijn man en ik blijven hier zeker wonen. Dat de branden zo dichtbij kwamen, was geen prettige ervaring. Maar we wonen hier nog altijd met plezier. Ik ben blij dat alles goed afliep. In Nederland kun je op straat een ongeluk krijgen. Overal ter wereld kan je iets overkomen.