Dr. Mbillah in Hendrik Kraemerlezing: Religies Afrika moeten in gesprek
Christelijke en islamitische inwoners van Afrikaanse landen konden vroeger goed met elkaar overweg. Dat moet weer zo worden. De groepen moeten daarom in gesprek, vindt dr. Johnson Mbillah.
De predikant van de Presbyteriaanse Kerk van Ghana verzorgde woensdagmiddag de vijfde Hendrik Kraemerlezing. De lezing gaat elk jaar over de vraag hoe samen te leven bij verschillen in geloof en denken. De bijeenkomst vond plaats in het gebouw van de Vrije Universiteit Amsterdam. De lezing was georganiseerd door de Protestantse Theologische Universiteit (PThU).De middag stond onder leiding van prof. dr. Dorottya Nagy.
De relatie tussen christenen en moslims is moeizaam, zei dr. Mbillah. Hij was jarenlang algemeen adviseur van het Programma voor betrekkingen tussen christenen en moslims in Afrika (Procmura). Hij constateert dat de verhoudingen vroeger anders waren. Toen was Afrika juist een werelddeel waarin de godsdiensten in vrede naast elkaar leefden.
Dr. Mbillah illustreerde dat met een verhaal. Iemand vroeg aan een Afrikaanse landheer hoe het mogelijk is dat Afrikanen zo gemakkelijk met verschillende godsdiensten kunnen leven. De landheer antwoordde: „Voordat de Europeanen ons suiker brachten, hadden we al honing en voordat de Arabieren ons over Allah vertelden, kenden wij hem al als Wina’am.”
Afrikanen hebben tot voor kort geen oorlog gevoerd over religie, zei dr. Mbillah. De Afrikaan is gewend zich aan te passen en heeft veel identiteiten: die van zijn stam en van de overkoepelende groep.
De laatste tijd is er veel veranderd, zei Mbillah. „De samenleving is in delen uiteengevallen. Afrikanen houden het bij de religie en de politiek van de eigen groep en wantrouwen andere groepen. Religie is gepolitiseerd en politiek is door religie geladen. De gevolgen zijn radicalisering en religieus extremisme.”
Dat komt door invloeden van buitenaf, stelde de Ghanese predikant. Hij noemde als voorbeeld studenten die elders gaan studeren en met strenge religieuze ideeën terugkomen: christelijke studenten uit de Verenigde Staten en islamitische studenten uit het Midden-Oosten. Ook het onderwijs is op sommige plaatsen achtergebleven. Mensen kunnen daardoor geen baan vinden.
De wapens opnemen, is geen oplossing, ook niet als de andere partij dat wel doet, zo zei dr. Mbillah. „Er zijn in Afrika christenen die zeggen te vechten in de naam van God. Dat is niet zo. God hoeft niet beschermd te worden. Ze vechten voor een religie.” Hij wees op Jezus, Die geleerd heeft om de andere wang toe te keren.
De oplossing ligt in gesprekken voeren, in de eerste plaats binnen de eigen godsdienst, stelde de Ghanees. Extremisten moeten niet afgeschreven worden, maar ze moeten juist betrokken worden bij dat gesprek. Daarna moet er een dialoog ontstaan met de andere groep, niet alleen met de gematigden. Dan komt het niet verder dan „thee drinken.”
Het is van groot belang dat de overheid neutraal is en niet een bepaalde godsdienst voortrekt, vindt dr. Mbillah. Hij noemde een recent gedaan voorstel in Ghana om christenen die naar Jeruzalem of Rome willen door de overheid te laten sponsoren. „Het ging niet door nadat de christelijke kerken adviseerden om het niet te doen. Zoiets kan tot onenigheid en verdeeldheid leiden.” Er is nog een lange weg te gaan, maar er is geen andere weg, denkt dr. Mbillah. „Je woont samen en je moet een weg vinden om op een goede manier met anderen te leven.”