Onkunde over Pinksteren
Nog niet de helft van de Nederlandse bevolking weet wat de betekenis is van Pinksteren. Onderzoek van het bureau TNS NIPO heeft dat uitgewezen. De enquête werd in opdracht van de NCRV gehouden en daarvoor werden 547 Nederlanders ondervraagd.We beseffen te weinig hoe ingrijpend het proces is dat achter zulke enquête-cijfers schuil gaat. Het zal waar zijn dat er zo ook nieuwe kansen voor het Evangelie ontstaan. Immers -zo wordt dan gezegd- waar nog kennis is, is ook vaak nog afkeer (en dan wijst men grif naar iemand als Maarten ’t Hart). Maar evengoed is waar dat nog aanwezige kennis de mogelijkheid biedt van terugkeer. En juist dat maakt onwetendheid tot zo’n ernstige zaak.
Van verankering van het Nederlandse volk in het christelijk geloof is steeds minder sprake en dat is vooral ontstellend in het licht van de zaken die op het spel staan: de eeuwige bestemming van de mens.
Om slechts één aspect te noemen: Uit oogpunt van wat we nu maar even de geestelijke volksgezondheid noemen, is het een alarmerende ontwikkeling. Wat uit de NCRV-peiling blijkt, is immers dat steeds meer mensen zich niet opgenomen weten in een groter levensbeschouwelijk verband waarheen je je toevlucht kunt nemen in tijden van crises. In plaats van geborgenheid elders te zoeken, werden we als moderne mensen immers opgeroepen om toch vooral in onszelf te geloven, onze diepste gevoelens voluit de ruimte te geven en als het ware als binnenstebuiten gekeerde wezens over straat te gaan.
Inmiddels weten we dat die zogenaamde menselijke autonomie, die vastberadenheid en koersvastheid mythes zijn, ons aangepraat door in witte jassen gestoken volksverleiders. De westerse mens is juist een buitengewoon kwetsbaar wezen geworden, transparant tot op zijn botten en daardoor wankel en weerloos. We presenteren ons nog wel als zelfbewuste lieden, maar in werkelijkheid lijken we meer op wandelende zwerende vingertjes, waarvoor geldt dat aangeraakt worden ook meteen geráákt worden is. Zolang de dingen goed gaan, kunnen we die kwetsbaarheid nog wel verhullen en daarom zullen we er ook alles aan doen dát het goed blijft gaan. De lange rijen bij de apotheek zijn daarvan een dagelijks terugkerend voorbeeld. Hoe kwetsbaar we echt zijn, beginnen we nu te merken, want als gevolg van berichten over terroristische aanslagen en de dreiging ervan, van ontvoeringszaken of werkloosheid groeit er een intens gevoel van onveiligheid en verlorenheid onder burgers.
Wat is het juist dán van belang om ook als volk toevlucht te kunnen nemen tot de christelijke levensbeschouwing. We weten het vanuit het verre buitenland: de veerkracht van een samenleving houdt verband met de aanwezigheid van zo’n collectief beleden geloof. Kijk naar die landen en volken die jaar in jaar uit met aardbevingen of overstromingen te kampen hebben. En hoe mensen daar telkens weer opnieuw beginnen. Zij laten het zien: je opgenomen weten in een groter geestelijk verband biedt houvast, geeft veerkracht en richting. Juist nu de inhoud van het christelijk geloof steeds minder bekend is bij de Nederlander, wordt de rol van de christelijke gemeente als schatbewaarder cruciaal.
Maar ook een christen staat niet geïsoleerd in de samenleving en dus loert ook voor hem het gevaar dat oude woorden uitgehold raken of een andere invulling krijgen. En dreigt juist rond Pinksteren dat gevaar niet? Het ergste dat ons kan overkomen, is dat de werking van de Geest gelijk wordt gesteld met mijn subjectieve gevoelens en emoties. Dat is erg, omdat het gemeenteleden tot net zulke eenzame wezens maakt als degenen die buiten de kerkmuren ronddolen: op zichzelf aangewezen mensen die de last van het creëren van ’geestelijke sfeertjes’ met zich mee torsen.
Het is vooral ook erg omdat we dan Pinksteren zwaar tekortdoen, want het is bij uitstek geen feest voor wezen, maar het feest van het zich opgenomen weten in dat grotere verband van Gods heilswerk.
Wie dát als een trouwe schatbewaarder koestert, heeft ook in een tijd van catastrofen een boodschap voor zijn omgeving.