Opvoeden vereist hoop
Hoe kunnen ouders hun kinderen opvoeden in een wereld waarin terreur het nieuws bepaalt? En welke invloed heeft het bericht over de gruwelijke dood van de meisjes Romy en Savannah op hun leeftijdgenoten? De verwijzing naar ”hoop” is op het eerste gehoor misplaatst, maar bij nader inzien biedt ze toch perspectief.
Ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar pedagogiek houdt Micha de Winter een pleidooi voor hoopvolle pedagogiek. Kinderen hebben een perspectief nodig om te leven. Hoop is de motor van persoonlijke ontwikkeling, aldus De Winter. Als een kind niet positief naar de toekomst leert kijken, is de kans groot dat het verdrietig of zelfs wanhopig bij de pakken neer gaat zitten. In de opvoeding is daarom dringend behoefte aan een wenkend perspectief. Vandaar dat De Winter pleit voor een pedagogiek over hoop. Hij vraagt zich daarbij af of de hedendaagse pedagogiek een discipline is die hoop en optimisme hoog in het vaandel heeft. Hij meent van niet; er heerst onder pedagogen een sterke neiging tot problematisering, door de nadruk op individuele stoornissen en gedragsproblemen.
Eeuwigheid
De Winter geef het woord hoop een binnenwereldse invulling. Geloof in God is een van de mogelijke bronnen waaruit mensen hoop kunnen putten. Zelf kiest hij voor verbetering van de samenleving, voor projecten met jongeren, om hun perspectief te bieden. Op dit punt is het betoog vanuit christelijk gezichtspunt teleurstellend. Hoe waardevol pedagogische en maatschappelijke projecten ook zijn, er is meer dan het oplossen van problemen vandaag en morgen. Opvoeding is gericht op het leven, maar vanuit de Bijbel eindigt dit niet bij de dood. Het grootbrengen van kinderen gebeurt in het licht van de eeuwigheid. Hoop is meer dan de gedachte dat het aardse leven te verbeteren valt; hij leeft van de verwachting dat God alle dingen nieuw maakt.
De vraag is dan wel of christelijke opvoeding vandaag werkelijk in het teken van hoop staat. Christelijke kinderen groeien eveneens op in een verwarrende wereld. Media hebben ook in de gereformeerde gezindte veel invloed. Voor de meeste jongeren is een leven zonder Facebook, WhatsApp en Instagram ondenkbaar. De wereld is dichtbij gekomen; we leven er middenin.
Dit werkt door in de opvoeding. Vorige generaties konden meeliften op een christelijke cultuur; hierdoor bleef opvoeding soms beperkt tot socialisatie, tot het ingroeien in de eigen groep, tot het vertrouwd maken met de christelijke mores. Inmiddels hebben ouders, ambtsdragers en onderwijzers via de media concurrentie van veel andere opvoeders. Dit stelt opnieuw de vraag naar de kwaliteit van de opvoeding. Wat hebben christelijke opvoeders kinderen te bieden?
Drieslag
Vanuit christelijk gezichtspunt is hoop een kernwoord. Het heeft niet slechts te maken met het verlangen naar een betere wereld, maar vooral naar de aanwezigheid van God in een mensenleven. Ouders voeden hun kinderen op, opdat die hun hoop op God zullen stellen en Zijn daden niet vergeten, maar Zijn geboden bewaren, aldus Psalm 78. De drieslag van hopen op God, Zijn daden in gedachtenis houden en leven bij Zijn geboden, biedt perspectief. Er is meer dan nieuws van de dag dat treurig stemt en verwart; er is ook meer dan een goede baan en een dikke bankrekening.
De vraag is echter of kinderen hun hoop op God leren stellen, of staat de opvoeding vooral in het licht van hier en nu, met God als uiterste redmiddel? Is het soms zelfs verdacht om kinderen te leren op God te hopen? Dit stelt niet slechts de vraag naar de pedagogische kwaliteit van de opvoeding, maar vooral naar de onderliggende theologische uitgangspunten. Een pedagogiek van de hoop vraagt om hoopvolle theologie.
Als gereformeerde theologie echter vooral een kwestie van het hoofd is zonder dat het hart en de handen erbij betrokken zijn, heeft ze opvoeders weinig te bieden. Dan hoeft niemand zich erover te verbazen dat ouders hun kinderen dualistisch opvoeden: het beleden gods- en mensbeeld zingt dan los van de opvoedingspraktijk. Van een hoopvol pedagogisch klimaat kan dan geen sprake zijn. Een goede baan voor kinderen weegt dan zwaarder dan hun eeuwige toekomst. Dat zullen weinigen in de gereformeerde gezindte hardop zeggen, maar in de praktijk komt het er wel op neer. En dat is dan net zo binnenwerelds als een pedagogiek van mensen die hun hoop stellen op een betere samenleving.
Wat zijn de contouren van een hoopvolle theologie, in relatie tot pedagogisch handelen? Het is een theologie die de situatie van de ”opvoedeling” ernstig neemt. Niet voor niets spreekt Psalm 78 over het leren om op God te hopen, opdat de kinderen niet dezelfde kant op gaan als hun rebellerende vaders. De context van deze psalm laat meteen de weerbarstigheid van de opvoeding zien. Het is een loflied op Gods verlossende daden die hoopvol stemmen, maar tegelijk is het een triest relaas van menselijke ongehoorzaamheid.
Wie Psalm 78 citeert, zal wel het hele lied moeten meezingen. Anders verandert de boodschap van hoop in ongegrond optimisme. Alsof mensen dat wel even doen: hun hoop op God stellen en Gods daden niet vergeten. Een pleidooi voor een opvoeding in het teken van hoop erkent juist de realiteit van de zonde, en daarmee van het falen van kinderen en hun opvoeders. Het is geen pedagogiek van succesvolle opvoeders, maar van mensen die hun eigen hart kennen en die desondanks hoge verwachting hebben van God; ook als het in de opvoeding anders loopt dan gedacht en gehoopt.
Beslistheid
De situatie in deze wereld en in een mensenleven is niet hopeloos, omdat God in deze wereld grote dingen doet, samengevat in het kruis van Christus. Hij is, naar het woord van Paulus, de Hoop der heerlijkheid (Kolossenzen 1:27). Menselijke zonde en schuld zijn realiteit; de Heilige Geest ontdekt eraan. Maar de hoopvolle boodschap is dat ze het laatste woord niet hebben. God wil zondaren ervan verlossen en toekomst geven. Dit vraagt wel helderheid en beslistheid ten aanzien van Bijbelse thema’s als de mens als beeld van God, de verbondsopvatting en de zonde- en genadeleer. Hoopvolle theologie leeft bij de gratie van God, Die deze wereld niet aan zijn lot overlaat. De kracht van het Evangelie is dat het niet bij het oude hoeft te blijven; dat degene die in Christus is een nieuw schepsel is. De Heilige Geest is de Geest van de wedergeboorte. Daarom zijn mensenlevens te veranderen en is het nieuws over terreur en doodslag niet het enige wat kinderen te horen krijgen. Ze mogen het Evangelie horen, in verwachting dat God Zijn beloften vervult. Alleen theologie die haar naam eer aan doet –over God spreken– biedt perspectief.
Het slot van Micha de Winters betoog heeft een persoonlijke kleur. Zijn Joodse ouders overleefden de Holocaust. Beiden raakten ze hun geliefden kwijt, samen begonnen ze na de oorlog opnieuw. Die geschiedenis betekende voor de jonge Micha een verplichting tegenover zijn verdwenen familie om iets van zijn leven te maken, om zin te geven aan het verleden en hoop te scheppen voor de toekomst.
Vanuit het Evangelie is er eens te meer reden om hoopvol te leven.