De spiegel van Guido de Brès
Met zijn recent verschenen boekje ”Voor anker” belicht dr. A. J. Kunz de betekenis van de Nederlandse Geloofsbelijdenis voor leraren. Zonder de actualiteit van Guido de Brès voor anderen daarmee te miskennen. „Terwijl het schisma tussen Rome en Reformatie nog zeer vers was, zocht hij naar de continuïteit. De kerk begon voor hem niet in 1517.”
Op de Guido de Brès in Rotterdam hoorde Bram Kunz voor het eerst uitvoerig over de opsteller van de Nederlandse geloofsbelijdenis. Zijn godsdienstdocent besteedde een serie lessen aan de man naar wie de scholengemeenschap was genoemd. „Met Guido de Brès sta je aan het begin van de kerk in de Nederlanden. Dat vond ik boeiend. Die fascinatie is niet meer verdwenen. De passie voor het Evangelie bij deze man bleek uit het feit dat hij er zijn leven voor wilde geven. Daarin houdt hij ons een spiegel voor. Wat is het ons waard om Christus te volgen?”
Leerzaam is voor dr. Kunz ook de irenische houding van Guido de Brès. „Hij stónd voor de gereformeerde leer, maar was wars van provoceren en vervuld met mededogen richting zijn rooms-katholieke naasten. Denk aan het prachtige artikel 26 van zijn geloofsbelijdenis. Dat we ons vertrouwen niet op de heiligen hoeven te stellen, omdat er niemand is die ons meer liefheeft dan Jezus Christus. Dat is voor mij de kernzin uit deze belijdenis.”
Hoe ziet u de positie van Guido de Brès onder de reformatoren. Had hij iets eigens?
„De vraag hoe oorspronkelijk hij was, vind ik niet zo relevant. Het ging hem om de opbouw van de Gereformeerde Kerk in de Nederlanden, waarbij hij net als Calvijn leerling van de Schrift wilde zijn. En in het licht van de kerkhistorie leerling van Augustinus. Zijn geschriften bewijzen dat hij een goed theoloog was, maar theologie stond bij hem in dienst van de prediking en het pastoraat. Daarin is hij een voorbeeld voor hedendaagse predikanten.”
Wat vindt u zijn beste werk?
„Tijdens mijn studie theologie nam ik kennis van zijn boek ”Le baston de la foy chrestienne”. Dat vond ik een nogal onsamenhangende verzameling citaten en Bijbelteksten. Pas door mijn promotieonderzoek over artikel 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis ging ik de kracht ervan zien. Met ”Le baston” gaf De Brès zijn vervolgde geloofsgenoten een wapenstok in handen. Niet om daarmee de ander een flinke mep te verkopen, maar om zich bij een aanval door rooms-katholieke tegenstanders te kunnen verdedigen. Door dit boek vol citaten liet hij zien dat ze geen nieuwlichters waren, maar in het spoor van de Schrift en de Vroege Kerk gingen.”
Waarbij hij wel behoorlijk selectief citeerde.
„Dat was gebruikelijk in die tijd. Laten we overigens beseffen dat ook ons beroep op de traditie altijd gekleurd is. Het mooie bij Guido de Brès vind ik dat hij de citaten van kerkvaders heel nadrukkelijk verbindt met Bijbelteksten. Die zijn voor hem uiteindelijk bepalend. Apologetisch bezien kunnen we uit ”Le baston” leren dat Guido de Brès heel goed wist hoe zijn tegenstanders dachten. Op basis daarvan ging hij het gesprek met hen aan.”
Wat hebben we vandaag nog aan dit boekje?
„Het laat zien dat we met onze theologische opvattingen niet in het luchtledige staan. We maken deel uit van een lange traditie en een wereldwijde kerk. Het juiste zicht daarop voorkomt veel nodeloos kerkelijk geharrewar. Terwijl het schisma tussen Rome en Reformatie nog zeer vers was, zocht Guido de Brès naar de continuïteit. De kerk begon voor hem niet in 1517.”
Vanwaar zijn felheid richting de dopers?
„Die had te maken met de politieke realiteit van zijn dagen. De radicale wederdopers brachten met hun geweld en hun verachting van de traditie de Reformatie in diskrediet. Vandaar de scherpe uitspraak in artikel 34 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis dat wiens voornemen het is in het eeuwige leven te komen, maar eens gedoopt moet worden. Lees je dat heel strak, dan hebben mannen als Bunyan, Spurgeon en Philpot het niet gered. Dit laat zien dat een belijdenisgeschrift altijd ondergeschikt blijft aan de Bijbel en niet mag worden losgemaakt van de context waarin het is ontstaan. De essentie van deze uitspraak is voor mij dat overdoop een miskenning is van wat God ons in de doop heeft gegeven.”
Wat maakt de Nederlandse Geloofsbelijdenis bijzonder?
„Vooral het feit dat die funderend is geweest voor de Gereformeerde Kerk in de Nederlanden. Inhoudelijk zijn er veel overeenkomsten met de Franse geloofsbelijdenis, al heeft die van Guido de Brès zijn eigen accenten en nuanceringen. Zo stelt de Confessio Gallicana dat de mens niets van Gods beeld heeft overgehouden. Guido de Brès belijdt dat er van de gaven van God kleine overblijfselen zijn behouden.”
Wat is de relevantie van het door u onderzochte artikel 2 voor de huidige tijd?
„Volgens Guido de Brès laat ook de schepping Gods eeuwige kracht en goddelijkheid zien. Geloven is daardoor niet iets buitenissigs, al houdt het merendeel van de mensheid de waarheid in ongerechtigheid ten onder. Indirect heeft dit artikel ook iets te zeggen over onze omgang met de schepping. Die wordt door dit artikel getypeerd als een prachtig boek. Het is niet de bedoeling dat we dit boek door onze manier van leven besmeuren.”
Welk artikelen springen er voor u in het bijzonder uit?
„Die over het gezag van de Bijbel vind ik zeer wezenlijk. Ook onder reformatorische studenten hoor ik steeds vaker: „Ja, maar dat zegt Paulus.” Een ander artikel van grote betekenis is artikel 21, waarin staat dat Christus de toorn van God over de zonde heeft gestild door Zichzelf op te offeren aan het hout van het kruis. Dat laatste hebben onze Dordtse vaderen ervan gemaakt. Guido de Brès schreef dat Jezus Zich gaf aan het altaar van het kruis. Altaar klonk in Dordt blijkbaar te rooms, maar de oorspronkelijke tekst vind ik treffender. Protestanten hebben ook een altaar. Hét altaar. Daarin zie je weer dat wervende van De Brès richting rooms-katholieken.
Ook het artikel over de doop vind ik bijzonder leerzaam voor onze tijd. Daarin stelt hij dat we door dit sacrament in de kerk worden ontvangen en van alle volken en vreemde religies afgezonderd om God geheel toegeëigend te zijn. Van die drie zaken noemen wij er vaak maar één: de afzondering. Terwijl het gaat om het positieve doel: God toegewijd zijn. Daar mogen we wel wat neer over nadenken, ook in de opvoeding van onze kinderen.”
Wat heeft artikel 12 te zeggen in het debat over schepping of evolutie?
„Het mooie van dit artikel vind ik het gelovig naspreken van de Schrift, zonder de grenzen van ons kennen te overschrijden. Guido de Brès belijdt dat de Vader door Zijn Zoon deze wereld heeft geschapen. Die is niet door toeval ontstaan. Dat blijft voor mij hét grote bezwaar tegen de evolutietheorie, net als het feit dat er in deze theorie geen volmaakte schepping uit Gods hand is voortgekomen. Maar laten we het net als Guido de Brès aan God overlaten hoe het precies is gegaan. Neem alleen het woord ”Beresjiet”: in den beginne. Wanneer was dat? Daar ligt mijn bezwaar tegen het creationisme. Ook daarin overheerst de rede.”
Vier artikelen zijn gewijd aan de kerk. Wat is de betekenis daarvan voor een totaal verscheurd protestantisme?
„Ze zijn in ieder geval een luis in onze pels. Volgens Guido de Brès zijn de ware en de valse kerk eenvoudig te onderscheiden. Dat vind ik wat minder eenvoudig. Hoe veel kerken in de gereformeerde gezindte kunnen hun vinger opsteken als het gaat om de zuivere bediening van het Woord en de sacramenten, in alle gemeenten? Laten we met deze artikelen maar dicht bij huis blijven en onszelf de vraag stellen: Kan mijn gemeente de toets doorstaan die Guido de Brès aanlegt? Ten aanzien van de Woordverkondiging, de bediening van de sacramenten en de tuchtoefening?”
Hoe leest u het bekende artikel 36?
„Het valt niet te ontkennen dat Guido de Brès de zwaardmacht van de overheid ten opzichte van valse religies letterlijk heeft bedoeld. Leerstukken bestrijd je niet met het zwaard. Hij bedoelde ermee te zeggen: het zwaard valt nu op de verkeerde plek. Vanuit zijn context kan ik dat begrijpen, maar het is me te kort door de bocht om Abraham Kuyper te veroordelen omdat hij de bekende 21 woorden schrapte. Wij laten ze staan, maar kunnen er niets mee. Die verlegenheid zie je heel duidelijk bij de SGP. Met name bij hen die in de politieke realiteit staan. De essentie van dit artikel is voor mij de belijdenis van Gods Koningschap over alles en allen. En dat het heen gaat naar de definitieve komst van Gods Koninkrijk: artikel 37. Eens zal door ieder worden gezien dat God het laatste woord heeft. Dat besef zou ons leven meer moeten doortrekken.”
Welke conclusie verbindt u aan uw visie op artikel 36?
„Dat liefde voor de gereformeerde belijdenis iets anders is dan zo’n confessie als een tijdloos receptenboek gebruiken. Wel hebben we kaders nodig om te verwoorden wat de kerk der eeuwen heeft beleden. Daarvoor is de Nederlandse Geloofsbelijdenis van blijvende waarde.”
Dit is het laatste deel van een drieluik over Guido de Brès, die 450 jaar geleden overleed.
Dr. A. J. Kunz
Dr. Abraham Jacob (Bram) Kunz kwam in 1970 ter wereld in de hervormde pastorie van Polsbroek. Zijn vader, ds. G. C. Kunz, was een jaar eerder bevestigd tot predikant van de hervormde gemeente in deze plaats. Na zijn middelbareschoolopleiding, aan de Guido de Brès scholengemeenschap in Rotterdam en het Driestar College in Gouda, studeerde hij theologie in Utrecht en Leiden. In 1997 werd hij bevestigd tot predikant van de hervormde gemeente te Hollandscheveld. Daarna diende hij de hervormde gemeenten van Groot-Ammers (2002-2007) en Katwijk (2007-2013). In 2013 promoveerde hij bij prof. G. van den Brink op een dissertatie over artikel 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Hetzelfde jaar maakte hij de overstap van de pastorie naar Driestar hogeschool. Hij is daar docent godsdienst en verricht er onderzoek naar de verhouding tussen theologie en christelijke pedagogiek. Dr. Kunz is gehuwd met Hanneke Dankers en vader van vier kinderen, van wie er één jong overleed. Het gezin woont in Katwijk en is daar lid van de hervormde gemeente. Dr. Kunz gaat nog elke zondag voor.