Diakenen zorgden vroeger voor alle Haagse armen
In de jaren van de Republiek, vanaf 1575, had de Haagse hervormde diaconie de zorg voor alle armen in Den Haag, niet alleen van de eigen kerk maar ook van andere kerkgemeenschappen. De vraag hoe ze dat deed, wordt beantwoord in ”Diaconie. Vijf eeuwen armenzorg in Den Haag”.
De kerk was eeuwenlang de belangrijkste zorgverlener. Het boek ”Diaconie. Vijf eeuwen armenzorg in Den Haag” geeft een beeld van de geschiedenis en de actualiteit van de armenzorg in een grote Nederlandse plaats en levert een bijdrage aan de sociale geschiedenis vanuit een kerkelijke invalshoek. De uitgave verschijnt in een tijd waarin de discussie over de beste vorm van ondersteuning van mensen in armoede actueel is en de rol van kerken bij die ondersteuning groeit.
Vóór de Reformatie, toen er maar één kerk was, werkte de hele katholieke gemeenschap samen in de zorg voor de armen. De Heilige Geestmeesters en Huiszittenmeesters hadden de beschikking over een fonds waaruit de liefdadigheid aan de armen werd betaald. Na de invoering van de Reformatie –in Den Haag in 1575– kwam de verantwoordelijkheid voor de zorg voor bijna alle armen terecht bij de gereformeerde (hervormde) kerk.
„De diaconie was daar niet zo blij mee”, vertelt dr. Jurjen Vis. „De hervormde diaconie van Den Haag, de opvolger van de Huiszittenmeesters en Heilige Geestmeesters, had het liever gelaten bij de zorg voor alleen de armen uit de eigen kerk, vooral omdat ze moeite had om aan voldoende geld te komen. Voor de financiering ervan gebruikte ze de algemene collectes in de kerken en het kapitaal van de Huiszittenmeesters. Verder waren er openschaalcollectes, waarbij in groepen van twee –een diaken en een lid van de vroedschap– in heel Den Haag werd gecollecteerd. Vanaf het midden van de zeventiende eeuw kwam de Haagse diaconie geld tekort”, aldus de auteur.
Gaven de Oranjes, die in Den Haag woonden, ook tijdens die openschaalcollectes?
„De Oranjes schonken mild. Stadhouder Frederik Hendrik gaf soms honderden guldens. De diakenen mochten ook collecteren tijdens de diensten die Amalia van Solms, de vrouw van Frederik Hendrik, hield in haar huiskapel van Paleis Noordeinde. Hier werden grote bedragen opgehaald. Kort voordat ze stierf, ontbood deze vrouw de diakenen en vroeg hen om de honderd „meest godvruchtige armen” een bedrag van 24 stuivers en een brood te geven. De diakenen zaten ermee in hun maag, omdat het voor hen moeilijk was om uit te zoeken welke armen, op een totaalaantal van duizend, het godvruchtigst waren. Ze zullen wel naar hun kerkbezoek hebben gekeken.”
Wie kregen er dan allemaal geld?
„Het geld ging niet alleen naar de armen van de eigen kerk maar eveneens naar rooms-katholieke, remonstrantse, lutherse en doopsgezinde armen. Ook passanten kregen geld, bijvoorbeeld rondzwervende soldaten uit het leger of bedelaars die Den Haag binnenkwamen. De laatsten konden zich opstellen voor het ”comptoir” van de diaconie. Als ze aan de beurt waren, werden ze binnengeroepen en kregen ze enkele stuivers in hun hand gedrukt. De ”eerlijke armen”, zij die buiten hun schuld arm geworden waren, kregen wat meer dan de ”oneerlijke armen”.
De diaconie deed ook veel voor wezen en oude vrouwen. Voor hen werd in 1660 het Diaconie Oude Vrouwen- en Kinderhuis aangekocht. Hierin verbleven honderden wezen en oude vrouwen, veel meer dan in het Burgerweeshuis, dat door de stedelijke overheid werd beheerd. Het gebouw heeft tot ver in de negentiende eeuw als zodanig dienstgedaan.”
Wat heeft de Haagse diaconie in recente tijden tot stand gebracht?
„De Haagse diaconie was er in de vorige eeuw snel bij met de bouw van eigen bejaardentehuizen en een serviceflat. Toen de eisen van de overheid werden aangescherpt, heeft ze de tehuizen in de jaren 80 afgestoten. Ook nu nog is er bekommernis met de arme medemens, niet alleen van leden van de kerk maar overal in de stad. De kerk in Den Haag is weliswaar klein geworden maar desondanks komt er veel tot stand.”
De diaconie laat dus continuïteit zien?
„Die continuïteit is er in zekere zin, al bedient de hervormde diaconie niet meer alle armen in Den Haag. Toch heeft zij voeling met burgers in de stad, bijvoorbeeld in migrantenwijken, waar het voor de stedelijke overheid moeilijk is met bewoners contact te maken.”
Vijf eeuwen armenzorg in Den Haag
Het boek ”Diaconie. Vijf eeuwen armenzorg in Den Haag” is geschreven door dr. Jurjen Vis, zelfstandig werkend historicus, musicoloog en tekstschrijver. Hij kreeg de opdracht voor het schrijven ervan van de Haagse diaconie. Vis onderzocht de archieven van de diaconie van de hervormde gemeente van Den Haag en plaatste het verhaal in een breder kader.
De auteur, die eerder schreef over armenzorg in Alkmaar en Amsterdam, vindt het bijzonder dat hij –van huis uit rooms-katholiek– de opdracht heeft gekregen voor het beschrijven van de geschiedenis van een protestantse diaconie, om eraan toe te voegen dat hij door de tijd heen behoorlijk is opgeschoven naar het protestantisme en met enige regelmaat een protestantse dienst bijwoont.
De presentatie van het boek vindt plaats op 7 juni in het Haags Historisch Museum. Burgemeester Krikke van Den Haag neemt het eerste exemplaar in ontvangst.