Zondagsrust opleggen aan meerderheid is niet per se ondemocratisch
Soms kun je als christelijke minderheid in een bepaalde gemeente de koopzondagen tegenhouden, ook als de meerderheid van de bevolking en de raad daar anders over denkt. Het zou zelfs verkeerd zijn om die mogelijkheid niet te benutten.
Drie weken geleden bezon de achterban van de ChristenUnie in Harderwijk zich op de vraag hoe de partij zich in de komende raadsperiode op dit punt zal opstellen. De meerderheid vond dat de koopzondagen niet langer een breekpunt moesten zijn. De partij kon zich ook op andere punten onderscheiden.
Bovendien rees de vraag of het ethisch wel verantwoord was wanneer de ChristenUnie haar principes inzake de zondagsopenstelling van winkels aan anderen zou opleggen. Dat is een discussie die niet alleen in Harderwijk relevant is.
Dwang en drang
Het zal duidelijk zijn dat de overheid in allerlei opzichten dwang uitoefent en regels bindend oplegt aan de burgers. Dwang en drang (het laatste bijvoorbeeld door middel van subsidies, accijnzen en fiscale aftrekposten) zijn typerend voor het optreden van de overheid.
Dat is ook zo op het gemeentelijke vlak. Verkeersmaatregelen en bestemmingsplannen maken bepaalde zaken voor de burger mogelijk of juist onmogelijk. Koopzondagen behoren tegenwoordig ook tot het gemeentelijke beleidsterrein.
Voor tal van mensen geldt dat hun standpunt over de winkelopenstelling op zondag wordt ingegeven door hun geloofsovertuiging. Strikt genomen doet dat er echter niet toe. Aan de andere kant gaan velen met een beroep op de scheiding van kerk en staat tegenwoordig zo ver, dat zij het verkeerd vinden als mensen in het publieke debat religieuze motieven en argumenten aandragen. Dat is echter ook niet meer dan hun particuliere opvatting. In de publieke discussie kunnen ze anderen dat standpunt wel voorhouden, maar niet dwingend opleggen. In ieder geval moeten wij daar niet voor opzijgaan. Het is volstrekt legaal wanneer iemand zijn politieke standpunten baseert op zijn geloofsovertuiging. Hij mag dat ook expliciet tot uitdrukking brengen. De koopzondagen vormen daar geen uitzondering op.
Verplichte winkelsluiting op zondag is inderdaad een vorm van dwang, maar er zijn zo veel regels waar het bedrijfsleven zich aan moet houden. En het (onbeperkt) vrijgeven van de koopzondagen betekent voor de winkeliers en hun werknemers ook een vorm van economische drang, zo het al geen dwang wordt. Vrijheid is nu eenmaal een gecompliceerd begrip.
Minderheid
Bij de laatste raadsverkiezingen werd de ChristenUnie in Harderwijk met 20 procent van de stemmen de grootste partij. Met de andere partijen in de coalitie wist zij af te spreken dat er geen koopzondagen zouden komen. Een afspraak die, net als elders, onder druk staat. Bij een referendum zou je het wellicht verliezen. Is het dan niet ondemocratisch om tegen de wil van de meerderheid in zo’n beleid te handhaven?
Nu gaat het ook in de gemeentepolitiek altijd om verschillende zaken tegelijk. Bij het opstellen van een coalitieprogram is het geven en nemen. Geen van de deelnemende partijen kan op alle punten volledig haar zin krijgen.
Bovendien vertonen de standpunten vaak allerlei nuances. Je kunt ergens heel erg voor of tegen zijn, maar er zijn tevens allerlei tussenliggende mogelijkheden. Dat geldt ook bij de koopzondagen. Je kunt daar geen bezwaar tegen hebben of er zonder meer voor zijn, maar tevens de bereidheid hebben om je bij het standpunt van anderen neer te leggen, mits je daar op een ander (voor jou belangrijk) terrein voldoende voor terugkrijgt.
Door concessies en compromissen komt er na de raadsverkiezingen een coalitieprogram tot stand. Sommige onderdelen vertolken wellicht het standpunt van een raadsminderheid, maar van het geheel geldt dat een meerderheid van de raadsleden bereid is het te steunen. De pluspunten zijn voor hen groter dan de minpunten, ook al zijn sommige minpunten duidelijk pijnpunten. Bij de kabinetsformatie gaat het niet anders.
Zo kan een raadsminderheid de koopzondagen tegenhouden omdat de coalitiepartners haar deelname nodig hebben en zij met elkaar over een meerderheid in de raad beschikken. Daar is niets ondemocratisch aan. Een minderheid legt niets op aan een meerderheid, maar een meerderheid legt met elkaar iets op (stelt een beleid vast) dat voor heel de gemeente geldt.
Garanties voor de toekomst geeft dat niet. Zelfs niet als na de verkiezingen van volgend jaar de nieuwe raad (nagenoeg) dezelfde kleur zou hebben als de oude.
Imago
Voor een christelijke partij is het dus niet verkeerd (integendeel zelfs) als zij de zondagsopenstelling van winkels als een breekpunt hanteert. Uiteraard zijn er in de (gemeentelijke) politiek meer zaken aan de orde. Ook allerlei zaken die voor een christelijke partij van grote betekenis zijn. Zij is niet alleen een partij voor de zondagsrust, al hecht zij grote waarde aan de publieke gestalte daarvan.
Nu kan het uiteraard gebeuren dat in de verkiezingscampagne of op een ander moment de politieke discussie zich sterk toespitst op dat ene punt van de koopzondagen. Door het grote publiek word je dan gezien als de partij die daartegen is. Als de partij die de winkels op zondag gesloten houdt en de bevolking de mogelijkheid ontneemt om op die dag inkopen te doen. Als de partij die, ondanks haar minderheidspositie, anderen haar wil oplegt.
Moet je een dergelijk imago per se willen voorkomen? Waarom zou je? Wellicht zijn er onderdelen in je program die randkerkelijken of niet-christenen meer aanspreken. Die zul je zeker onder de aandacht moeten brengen. Maar als je met name afgerekend wordt op het punt van de koopzondagen, dan is dat niet erg. Dat is immers een zaak waar je voor staat. Een wezenlijk onderdeel van je program.
Steeds moeilijker
Het zou dan ook jammer zijn wanneer de ChristenUnie in Harderwijk ten aanzien van de koopzondagen zou toegeven. Een meerderheid van haar achterban neigt daartoe, volgens de berichtgeving in het RD.
Ongetwijfeld wordt het steeds moeilijker om je tegen de koopzondagen te blijven verzetten. Openstelling van winkels in de omgeving schaadt de concurrentiepositie van de zaken in de eigen gemeente. Ook bij velen die nog wel kerkelijk zijn, loopt de kerkgang terug en verliest de zondag zijn bijzondere karakter.
Maar is daarmee alles gezegd? Weten we nog van de fundamentele plaats van de zondag in het kerkelijk leven? Durven we nog te stellen dat Gods geboden voor alle mensen gelden? Of zijn we bang dat dat te veel verzet oproept? Dat we daarmee buitenspel komen te staan?
Een christendom dat vooral een goede indruk wil maken op niet-gelovigen, een christelijke partij die er vooral opuit is om in de samenleving een positief imago op te bouwen, zit daarmee duidelijk op het verkeerde spoor.
Dergelijke tendensen vond men vroeger in de hervormde middenorthodoxie. Vandaag de dag komt men dat eveneens tegen in de brede gereformeerde gezindte en vooral ook in evangelische kring. Dat heeft consequenties op velerlei gebied, de politiek niet uitgezonderd.
Daarbij komt dat een gemakkelijker omgaan met de zondag in eigen kring, zoals dat tot uiting komt in het teruglopen en verdwijnen van de tweede kerkdienst en in een meer recreatieve invulling van de zondag, ook doorwerkt in de opstelling ten aanzien van de publieke zondagsrust. Wie er zelf eigenlijk geen bezwaar tegen heeft om op zondag inkopen te doen, zal ook minder geneigd zijn om daar in de politiek een groot punt van te maken. Dat hebben we eerst gezien bij het CDA en zien we nu helaas ook bij de ChristenUnie.