ZOA-directeur Chris Lukkien: De wereld over met Spreuken 3
Voor Chris Lukkien is de cirkel rond. Hij vertrok bijna 25 jaar geleden vanuit Groningen naar Kenia om voor hulporganisatie ZOA te gaan werken. Na vier jaar volgde de MAF, eerst in Tanzania, toen in Engeland. Nu is hij terug, in Nederland én bij ZOA, waar hij algemeen directeur werd. „Waar we ook gaan, we mogen weten dat God bij ons is.”
Spreuken 3:5 en 6. Die schreef z’n vader voor in zijn Engelse Bijbel, toen Chris Lukkien in 1992 samen met zijn vrouw Annet voor ZOA naar Kenia vertrok, waar hij als regionaal directeur Oost-Afrika aan de slag ging. Lukkien citeert de tekst in vloeiend Engels, maar moet even zoeken naar de Nederlandse vertaling. „Vertrouw op de Heere met heel je hart, en steun op je eigen inzicht niet. Ken Hem in al je wegen, dan zal Hij je paden recht maken.”
Die woorden werden een belangrijke leidraad voor Lukkien (51) tijdens zijn omzwervingen over de wereld, vertelt hij in zijn werkkamer in het ZOA-kantoor in Apeldoorn. Vorige maand ging hij als algemeen directeur aan de slag bij de christelijke organisatie voor noodhulp en wederopbouw. Zij telt zo’n 900 medewerkers die wereldwijd actief zijn. Op de locatie in Apeldoorn zijn 75 mensen betrokken bij de coördinatie en ondersteuning.
Lukkien is geen man van grote woorden. Bescheiden, geregeld zoekend naar de juiste formulering van antwoorden op persoonlijke vragen, geeft hij blijk van zijn vertrouwen op God in uiteenlopende omstandigheden. Het was het vertrouwen dat hij, opgegroeid in een vrijgemaakt-gereformeerd gezin met zes kinderen, ook bij zijn ouders zag. „Ik ben dankbaar voor de liefde en stabiliteit die ik thuis mocht ervaren en de manier waarop zij het geloof voorleefden.”
Wanneer wist u dat u in de hulpverlening aan de slag wilde?
„Tijdens mijn studie economie in Groningen dacht ik daar serieus over na. In die tijd leerde ik ook mijn vrouw kennen, die in eerste instantie niet veel voelde voor werken in het buitenland. We hebben er veel over gesproken. Uiteindelijk zeiden we, toen we een paar jaar getrouwd waren: Blijven we er tot ons 65e over praten of gaan we het echt doen?
We besloten een jaar te nemen om ervoor te bidden en op zoek te gaan naar mogelijkheden. Als er in die tijd niets op onze weg zou komen, zouden we dit hoofdstuk afsluiten, in het besef dat we God ook in Nederland kunnen dienen. Het eerste halfjaar gebeurde er niets. Maar toen we terugkwamen van een vakantie zaten er drie uitnodigingen bij de post om op gesprek te komen, onder meer bij ZOA. Daarna ging het snel. Vier maanden later vertrokken we voor die organisatie naar Kenia. Daar hebben we vier jaar gewerkt en zijn onze oudste twee kinderen geboren.”
Wat bleef u het meest bij van de tijd in Kenia?
„Ik werd er geconfronteerd met het grote verschil tussen rijkdom en armoede. Als ik in Nairobi uit de auto stapte, kwamen er meteen bedelende jongetjes op me af. In de vluchtelingenkampen zag ik schrijnende situaties van moeders met ondervoede kinderen.
Vanuit Kenia was ik nauw betrokken bij de hulpverlening in Rwanda en Zuid-Sudan. Ik kwam kort na de genocide in Rwanda. Lopend vanaf de compound zag je overal verspreid de skeletten van mensen liggen. Een lokale kerk lag vol zakken met botten. Je kwam er geen mens tegen die niemand had verloren in de genocide. Het was alsof er een sluier van verdriet en boosheid over het land lag.”
Welke impact had dat op u?
„Het maakte me duidelijk tot welk kwaad we als mensen in staat zijn. Ook kerkgangers waren bij de genocide betrokken. Als er een bepaalde voedingsbodem is, kan dit kwaad blijkbaar in ons allemaal naar boven komen. Dat vond ik beangstigend. Het bepaalde me ook extra bij de genade die we van God hebben ontvangen als we ervoor bewaard worden.
Achteraf heb ik de tijd genomen alles wat ik in Rwanda had gezien van me af te schrijven, om het te verwerken. Tegelijk besefte ik dat we als christenen de mooie en moeilijke taak hebben om te laten zien wat liefde, verzoening en vergeving is. Dat is waar het in het Evangelie om draait. Maar vergeving in zo’n situatie, dat betekent nogal wat.”
Na ruim vier jaar maakte u de overstap naar zendings- en hulporganisatie MAF in Tanzania. Waarom?
„Bij ZOA was besloten –daar stond ik ook achter– dat het werk in Oost-Afrika voortaan vanuit Apeldoorn zou worden aangestuurd. Maar mijn vrouw en ik vonden dat we nog wel wat jaren in het veld konden blijven. De MAF, waar ik regelmatig mee vloog, had een vacature in Tanzania. Daar kon ik aan de slag.
Van de grote hoofdstad van Kenia kwamen we in de kleine hoofdstad –meer een dorp– van Tanzania, Dodoma. Daar werkte ik in een team met tien verschillende nationaliteiten. Ik moest me er als manager eerst verdiepen in vliegtuigen, want daar wist ik niets van. Maar ik was enthousiast over wat we met vliegtuigen konden doen, namelijk mensen bereiken die zonder MAF volstrekt geïsoleerd van de buitenwereld zouden zijn.”
Hoe typeert u zichzelf als leider?
„Ik ben vooral een faciliterend leider. Ik vind het fijn als mensen zich kunnen ontplooien en zie het als mijn taak hen te laten opbloeien en aan te moedigen om hun werk goed te doen. Daarbij probeer ik een team om me heen te krijgen waarin we er samen voor gaan. Het moet niet zo zijn dat ik de baas ben die alles aanstuurt. Belangrijk vind ik het ook om, naast het strategisch en toekomstgericht bezig zijn, de nadruk te blijven leggen op de missie van de organisatie en mensen daar steeds bij te bepalen.”
Hoe gaat u om met conflicten?
„Niemand houdt van conflicten, maar als je in een organisatie werkt is het onvermijdelijk dat je die tegenkomt. Dat betekent soms dat je afscheid moet nemen van mensen. Als medewerkers op een minder leuke manier vertrokken, probeerde ik contact te houden en zo nodig achteraf te werken aan het herstel van de relatie.”
Zijn dat situaties waarvan u wakker ligt?
„Ja, conflicten proberen we altijd te vermijden, ook binnen christelijke organisaties. Ik heb er inderdaad wel eens wakker van gelegen. Dat is niet erg. Op het moment dat dit niet meer zou gebeuren, is het misschien tijd om met dit werk te stoppen. Dan richt je je alleen op een technisch proces en zie je de mens niet meer.”
Wat is het belangrijkste dat u in 25 jaar management hebt afgeleerd?
„Of ik iets heb afgeleerd, weet ik niet, maar ik ben me bij het ouder worden meer bewust geworden van mijn beperkingen. Ik ben iemand van het grote plaatje, strategisch bezig zijn. In de details, de uitwerking van hoofdlijnen ben ik minder goed. Daarom zocht ik mensen die daar beter in waren dan ik.
Iets anders is dat ik prima kan leven met onduidelijkheid. Dat betekent voor mij: er staan nog opties open. Dat vind ik heerlijk. Maar ik merkte weleens dat andere teamleden daar niet goed mee konden omgaan. Daarom koos ik er ten behoeve van het team soms voor een knoop door te hakken, terwijl ik dat liever nog niet wilde. Wat prettig is voor mij, is niet altijd plezierig voor een ander.”
ZOA en MAF zijn beide christelijke organisaties. Hoe belangrijk is dat voor u?
„Heel belangrijk. In Nederland en Engeland scheiden we geloof en werk vaak, zijn dat twee aparte werelden. In Afrika en Azië leeft veel sterker een holistisch mensbeeld, waarin geloof en werk op een natuurlijke wijze zijn geïntegreerd. Hulpverlening is nooit waardevrij. Je brengt altijd je visie, je identiteit mee. Daar sta ik voor. Ik vind het een voorrecht mijn werk vanuit een christelijke context te kunnen doen.”
Bij de MAF verongelukten meer dan eens mensen. Wat deed dat met u?
„Ik ben dankbaar dat ik nooit te maken heb gehad met een ongeluk waarbij iemand omkwam. Een collega van mij in Australië maakte dat in zijn team wel mee. Ik merkte hoe groot de impact daarvan op hem was.
Ook op andere manieren ervaar je dat het leven eindig is. Zelf kwam ik een keer terug uit Tanzania. Na anderhalve week kreeg ik hevige koorts. Ik dacht: Dat is malaria, maar het bleek uiteindelijk longontsteking te zijn. Op zulke momenten word je je ervan bewust dat het leven zomaar afgelopen kan zijn. Als christen ben ik niet bang om te sterven. In het ziekenhuis besefte ik wel weer duidelijk: Ik kan met veel dingen druk zijn, maar stel ik de juiste prioriteiten? Ben ik met de juiste zaken bezig?
In mijn werk heb ik veel ellende gezien. Er is geen enkele reden waarom ziekte of zorg mij niet zou treffen. Dat beseffen we als gezin ook als het gaat om de chronische ziekte waarmee onze oudste dochter te kampen heeft. De vraag is niet: Waarom gebeuren er moeilijke dingen in ons leven, maar: Hoe reageren we daarop?”
In hoeverre veranderde uw buitenlandervaring uw kijk op de kerk?
„Ik denk positief terug aan de kerk waarin ik ben opgegroeid, maar een verblijf in het buitenland verruimt je blik. Op elke plek waar we gingen wonen, wilden we ons aansluiten bij een lokale kerk die de nadruk legt op de kern van het Evangelie: Jezus Die voor ons gestorven is, en de opdracht voor ons om God lief te hebben boven alles en de naaste als onszelf. Na de zomer, als onze jongste de deur uit is, verhuizen mijn vrouw en ik naar Nederland. Dan zullen we opnieuw bekijken van welke gemeente we lid worden. Dat wordt wat mij betreft een brede oriëntatie.
In het Engelse Ashford, waar we nu nog wonen, voelen we ons het meest thuis in een baptistengemeente. We hebben ons indertijd daarbij aangesloten, maar lieten ons niet overdopen. Mijn vrouw is betrokken bij ”Street pastors”, een initiatief om jongeren in het uitgaansleven op te zoeken en hulp te bieden als het misloopt of als er ongelukken gebeuren. De politie en de gemeente zijn daar heel positief over. Op plaatsen waar dit project draait, is het geweld op straat met 20 tot 30 procent afgenomen.
Mijn vrouw en ik waren ook betrokken bij de winteropvang van daklozen. Elke nacht konden zij in een kerk slapen en ontbijten. Ook onze kerk doet daaraan mee. Het heeft mijn blik op daklozen veranderd. Ik zie hen nu niet meer als bedelaar, maar als mens. Als ik tegenwoordig een dakloze tegenkom, probeer ik altijd even een praatje te maken. Het is belangrijk dat hij gezien wordt.”
Welk Bijbelgedeelte heeft voor u een bijzondere betekenis?
„Allereerst de tekst uit Spreuken die mijn vader ons meegaf toen we naar Afrika vertrokken. Die is me altijd bijgebleven, als een belijdenis: Waar we ook gaan, we mogen weten dat God bij ons is. Hij zal ervoor zorgen dat we op het juiste pad komen. Zo mogen we leven.”
Wordt dat geloof weleens aangevochten?
„Die vraag brengt me bij Psalm 13, die me ook na aan het hart ligt. Dat is een klaagzang van David. Alles gaat mis. David zit helemaal aan de grond en zegt: Waarom, Heer? Maar aan het eind van de psalm komt hij toch uit bij: Ik blijf erop vertrouwen dat U het beste met mij voorhebt. Zo ervaar ik dat ook. Als ik door geloofstwijfel of moeilijke situaties heen ga, kom ik toch weer uit bij God: U bent groter dan de omstandigheden en ik vertrouw erop dat U mijn leven leidt.”
Levensloop Chris Lukkien
Chris Lukkien wordt in 1966 geboren in Groningen. Hij studeert economie en vertrekt in 1993 naar Kenia. Daar is hij vier jaar regionaal directeur Oost-Afrika van ZOA. In 1997 stapt hij over naar de christelijke zendings- en hulporganisatie MAF in Tanzania. Drie jaar later krijgt Lukkien een functie op het MAF-kantoor in het Verenigd Koninkrijk. Van 2004 tot 2008 is hij CEO van MAF Europa. Na een fusie met MAF Australië en Maf Zuid-Afrika staat hij zeven jaar aan het hoofd van MAF International. Vorige maand werd hij algemeen directeur van ZOA. Lukkien is getrouwd en vader van drie kinderen in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar.