Wall Street stijgt naar nieuwe recordstanden
Op de aandelenmarkten in New York werden donderdag nieuwe records gevestigd. Alle drie de toonaangevende graadmeters sloten op hun hoogste stand ooit. Beleggers kregen onder meer meevallende cijfers voorgeschoteld over de Amerikaanse arbeidsmarkt en over de recente ontwikkelingen in de industrie.
De Dow-Jonesindex eindigde 0,7 procent hoger op 21.144,18 punten. Dat is een kleine dertig punten boven het vorige slotrecord van 1 maart. De bredere S&P steeg 0,8 procent naar eveneens een nieuw record van 2430,06 punten. Ook de technologiegraadmeter Nasdaq eindigde op de hoogste slotstand ooit: 6246,83 punten, een winst van 0,8 procent.
Salarisstrookverwerker ADP kwam met beter dan verwachte cijfers over de arbeidsmarkt. Vrijdag volgt het officiële banenrapport van de Amerikaanse overheid. Uit eveneens meevallende cijfers van de onderzoeksbureaus Markit en ISM blijkt bovendien dat de groei in de industrie afgelopen maand verder is aangetrokken.
Verf- en chemieconcern PPG Industries liet weten voorlopig geen bod op AkzoNobel in te dienen. Daarmee staan de Amerikanen voor zeker zes maanden aan de zijlijn. Het bedrijf zag zijn voorstellen resoluut worden afgewezen door zijn Nederlandse concurrent. Een vijandig bod zag PPG nu niet zitten. Het aandeel steeg 2,6 procent.
Bij de hoofdfondsen zaten vooral financiële waarden in de lift. Zorgverzekeraar UnitedHealth was koploper met een winst van 2,5 procent. De bank Goldman Sachs kreeg er 1,8 procent bij, creditcardmaatschappij American Express 1,7 procent. Onderaan stonden sportkledingmaker Nike en telecomconcern Verizon met verliezen van 1,3 en 0,3 procent.
Tractorbouwer Deere won 1,8 procent. Het bedrijf maakte bekend bijna 4,4 miljard euro neer te tellen voor de Duitse machinebouwer Wirtgen. Ook producent van industriële gassen Praxair slaat een grote slag in Duitsland. Branchegenoot Linde is definitief akkoord met een fusie. Het aandeel steeg 1,4 procent.
De prijs van een vat Amerikaanse olie daalde 0,7 procent tot 47,98 dollar. Brentolie werd verhandeld voor een prijs van 50,30 dollar per vat, wat neerkomt op een daling van 0,9 procent. De euro was 1,1215 dollar waard, tegen 1,1210 dollar bij het scheiden van de markt op de Europese beurzen.