Column: Economische wonderen blijven uit in Afrika
Minister Dijsselbloem was zichtbaar opgetogen over de complimenten die de Europese Commissie onlangs aan Nederland gaf. Het gaat goed met onze economie. De staatsschuld is afgenomen. De economische groei lijkt robuust te zijn. De werkloosheidscijfers dalen. Dijsselbloem kon die opsteker wel gebruiken na enkele zware maanden in Brussel.
Hoe gaat het ondertussen eigenlijk met de economieën in Afrika? Nederland werkt al vele jaren samen met Afrikaanse landen, door middel van diplomatie, hulp en handel. De laatste kabinetten besloten de hulp aan verschillende Afrikaanse landen af te bouwen of zelfs te stoppen. Voor een deel zat daar een plat verhaal achter: bezuinigen. Burkina Faso en Zambia waren daarvan de dupe. Voor een ander deel zat er een economische redenering achter: als landen continu economische groei doormaken, is het redelijk dat je de hulp afbouwt en elkaar steeds meer als gelijkwaardige handelspartners ziet. Die keus werd gemaakt voor Ghana en Kenia.
Toen Nederland een jaar of zeven geleden die keuzes maakte, was er enthousiasme over de manier waarop verschillende Afrikaanse landen zich ontwikkelden. Zo schreef de econoom Steven Radelet in 2010 het boek “Opkomend Afrika. Hoe 17 landen vooroplopen”. Tot de koplopers rekende hij onder andere Ghana, Burkina Faso en Zambia. Kenia vond hij een grensgeval.
Welke factoren verklaarden het succes? Meer democratie. Regeringen die verantwoording willen afleggen. Beter economisch beleid. Het einde van de schuldencrisis. Nieuwe technologieën. Een nieuwe generatie politici, zakenmensen en activisten.
Op sociale media werden campagnes gevoerd voor een ander beeld van Afrika. Niet langer gezichten van hongerlijdende kinderen en krakkemikkige hutjes in de felle zon. ”See Africa Differently” (Kijk anders naar Afrika) heette een van die campagnes. Vergelijkingen drongen zich op met de zogenoemde Aziatische tijgers, landen als Zuid-Korea en Taiwan, die erin slaagden hun economieën grondig te hervormen en aan te sluiten bij de wereldhandel. Zou dat in Afrika ook mogelijk zijn?
Hoe is het nu, enkele jaren later? In eerste instantie zette de economische groei flink door. Groeipercentages van 5 tot 10 procent waren voor sommige landen eerder regel dan uitzondering.
Vanaf 2014, 2015 zien we echter een kentering. Ghana toont een wisselend beeld. De groeicijfers van Zambia kelderen enorm. In Ivoorkust vlakt de groei af. In Nigeria is er zelfs sprake van een afnemend bruto nationaal product. Wat gebeurt er? Zet de opwaartse trend niet door? Toch geen Afrikaanse tijgers?
Economen buigen zich natuurlijk over de nieuwste cijfers. Er zijn incidentele verklaringen. Extreme droogte in de Hoorn van Afrika. Verkiezingen in verschillende Afrikaanse landen maakten investeerders tijdelijk voorzichtig. Drie landen werden door ebola getroffen en moeten zich economisch herstellen. Olie- en gasprijzen waren niet gunstig.
Toch moeten we dieper zoeken. Een team onderzoekers vergeleek de Aziatische tijgers met vier veelbelovende Afrikaanse landen: Zambia, Botswana, Ghana en Nigeria. Zij stellen dat voor duurzame economische ontwikkeling op twee niveaus verandering nodig is. Allereerst moeten landen niet alleen investeren in traditionele landbouw, maar ook steeds meer in goederen en diensten, in sectoren met een hogere arbeidsproductiviteit. In de tweede plaats moeten ze, met het oog op die sectoren, investeren in goed economisch en fiscaal beleid én in menselijk kapitaal, onderwijs en training.
De onderzoekers zoomden vervolgens in op elk land afzonderlijk. Wat bleek? Geen van de vier Afrikaanse landen investeerde consequent in die twee niveaus. Vandaar dat aanhoudende, stevige economische groei uitblijft. De onderzoeksconclusie: „Toekomstige ‘economische wonderen’ zoals in Oost-Azië zijn onwaarschijnlijk, in plaats daarvan zal de ontwikkeling in de Afrikaanse landen vooralsnog moeizaam verlopen.”
Was het optimisme van een jaar of zeven terug misschien naïef? Niet helemaal. Steven Radelet zei toen al: „De ommekeer is jong en blijft kwetsbaar. De toekomst van deze landen ligt vooral in hun eigen hand: de keuzes die ze maken, de prioriteiten die ze stellen, de instituties die ze opbouwen.”
Die kwetsbaarheid is precies de reden om vooralsnog te blijven samenwerken met Afrikaanse landen, door middel van handel, maar óók door ontwikkelingssamenwerking. De kunst daarbij is om, met onze kennis en middelen, zo veel mogelijk aan te sluiten bij positieve veranderingen ter plekke, en verstandig bestuur door Afrikaanse overheden te stimuleren. Zodat die veranderingen echt duurzaam zijn.
Evert-Jan Brouwer is politiek adviseur Woord en Daad.