„Over vijftig jaar vinden ze hier nog steeds landmijnen”
In het Chouf-gebergte ten zuiden van de Libanese hoofdstad worden voor het eerst sinds jaren weer nieuwe huizen gebouwd. Vlak nadat het Israëlische leger zich terugtrok werd er begonnen met het ruimen van de duizenden landmijnen. Enkele gedeeltes werden dit jaar ”landmijnvrij” verklaard: de 22-jarige bezetting lijkt tot het verleden te behoren.
In veel dorpen in Zuid-Libanon is het nog steeds levensgevaarlijk om zomaar even van de openbare weg af te wijken. Een dergelijk avontuur kan een dodelijke afloop hebben. Het is een speciale VN-eenheid die belast is met de zware -en bijna onmogelijke- taak: het gebied bewoonbaar te maken.
Op ongeveer een halfuur rijden van de kustplaats Sidon ligt het plaatsje Saydoun, een typisch Libanees bergdorpje waar slechts een paar families wonen. Saydoun had ten tijde van de Israëlische bezetting een belangrijke post van het Zuid-Libanon Leger (SLA). Een Libanese militie die collaboreerde met de bezetter.
De kern van Saydoun bestaat uit een onlangs opgeleverde kerk en een tiental witgeschilderde huizen met groene luiken voor de ramen. Het uitzicht vanuit dit gehucht is met helder weer zeker 30 kilometer; genoeg om de zee en de belangrijke wegen van en naar Sidon in de gaten te houden.
Onder een grote wijnstruik zitten drie mannen op leeftijd in de schaduw. De traditionele waterpijp gaat rond en een oud vrouwtje schenkt een kopje Arabische koffie in. Het is bijna onvoorstelbaar dat de landmijnen hier vorige maand nog letterlijk tussen de huizen lagen.
Vooral de grond rondom een verlaten SLA-bunker, strategisch op een bergtop net buiten het dorp, lag vol met mijnen. Jarenlang was het voor de dorpsbewoners onmogelijk groente en fruit te planten, een belangrijke bron van inkomsten.
Niet alle mijnen in het Chouf-gebergte zijn van Israëlische oorsprong. Een zeker niet te verwaarlozen aantal werd gelegd door de verschillende milities die de Libanese burgeroorlog van 1975-1991 overheersten. Geen van deze partijen bracht de landmijnen in kaart.
De schade werd pas echt duidelijk nadat het grootste deel van Zuid-Libanon in mei 2000 werd ’bevrijd’. De SLA-militiemannen vluchtten met hun families naar Israël en vanaf dat moment was er bijna wekelijks een incident met een landmijn.
Vrijwel direct werd het VN-opruimprogramma gestart. Het project kreeg een financiële injectie van 50 miljoen euro van de Verenigde Arabische Emiraten. In het afgelopen jaar alleen al werden zo’n 30.000 mijnen onschadelijk gemaakt.
Dankzij dit zogenaamde Emirates Solidarity Project komen dorpjes als Saydoun, met relatief weinig landmijnen, weer langzaam tot leven. Families keren terug naar wat er nog over is van hun huis en knappen dit vervolgens op.
Toch is het gevaar nog lang niet geweken. Iets verder naar het zuiden, langs de Israëlische grens, bevinden zich nog een kleine 1000 nieuwe velden; bezaaid met naar schatting 400.000 tot 500.000 mijnen en andere niet ontplofte projectielen, zoals clusterbommen.
Het overgrote deel van de mijnen in dit grensgebied komt wel voor rekening van het Israëlische leger. Ook hier ontbreken, grotendeels, de kaarten met de precieze locatie van het gevaar.
Het zijn de voortdurende grensconflicten die de werkzaamheden in dit gebied regelmatig vertragen. In plaats van door het nationale Libanese leger wordt de grens bewaakt door de Hezbollah, een islamitische militie, gesteund door Syrië en Iran.
Regelmatig vallen hier gewonden. Nog geen week geleden raakte een 70-jarige bewoner van het grensplaatsje Beit Yahoun zwaargewond tijdens hout sprokkelen. „Het wachten is nu op het volgende slachtoffer”, legt VN-projectleider Kerei Ruru uit.
„Zelfs als een gebied wordt vrijgegeven blijft het betreden riskant”, vertelt Ruru. Toch is er volgens hem reden tot optimisme: „Wij ruimen in dit gebied momenteel zo’n 500 mijnen per week. Wij geven nu bijna maandelijks een stuk grond ’schoon’ terug aan de plaatselijke bevolking.” Er zijn volgens hem zelfs plannen het succesvolle project uit te breiden naar de Litani-rivier, iets verder naar het noorden.
Het moment waarop heel Zuid-Libanon landmijnvrij is, zal helaas nog jaren op zich laten wachten. Ruru legt uit dat de zachte grond waar de mijnen soms metersdiep in zakken hier de oorzaak van is. „Over vijftig jaar vinden ze nog steeds dingen hier”, zucht hij.