Aantal militaire tuchtstraffen neemt flink af
Het aantal geregistreerde tuchtstraffen voor militairen is de afgelopen jaren sterk teruggelopen. Vorig jaar waren er nog maar 392 tuchtprocessen, waarbij 334 militairen een straf kregen opgelegd. Die straffen varieerden van een geldboete tot strafdienst. Dat blijkt uit gegevens van het ministerie van Defensie.
In 2012 waren er nog 873 tuchtzaken tegen militairen, sindsdien is dat aantal meer dan gehalveerd. Volgens Defensie is geen sprake van een afname van de tuchtprocessen, maar laat de registratie te wensen over. Bekeken wordt hoe de registraties digitaal eenvoudiger kunnen worden bijgehouden.
Vorig jaar dienden de meeste tuchtzaken bij de landmacht (204), waarbij in 184 gevallen een straf werd opgelegd. Bij de marine speelden 169 zaken (met 135 straffen).
Advocaat Sébas Diekstra, een voormalig hoofdofficier bij Defensie die veel militairen juridisch bijstaat, vindt het militaire tuchtrecht „achterhaald” en „onvoldoende effectief”. Hij pleit voor modernisering en wil het aparte tuchtrecht voor militairen integreren in het militaire ambtenarenrecht. „Met daarbij ook een uitbreiding van de soorten straffen.” Diekstra vindt dat het bestraffen van integriteitsschendingen nog te vaak tot rechtsongelijkheid leidt.
Zo kan het volgens hem voorkomen dat een politieman voor een vergrijp voorwaardelijk ontslag krijgt, maar een opsporingsambtenaar bij de Koninklijke Marechaussee voor een vergelijkbaar feit op straat wordt gezet omdat het militair recht geen voorwaardelijk ontslag kent. Vorig jaar zijn 69 militairen ontslagen. „Er wordt soms te snel naar dat middel gegrepen, omdat er in het militair recht geen goede middenweg bestaat, terwijl die voor gewone ambtenaren wel aanwezig is”, meent Diekstra.
Het ministerie van Defensie zegt dat onderzoek is gedaan naar disciplinaire straffen voor militairen in relatie tot die voor ambtenaren. „Gebleken is dat voor het handhaven van orde en discipline binnen de militaire samenleving het tuchtrecht een nuttig instrument is”, aldus Defensie. Er is geen sprake van rechtsongelijkheid „omdat het beroep en de daarbij behorende rechtspositie zich niet met andere beroepen laat vergelijken.”