Doornik is Guido de Brès vergeten
De Notre-Dame van België staat in Doornik. Groot en grijs drijven de contouren van deze Onze-Lieve-Vrouwekathedraal op de skyline van de oude stad. Guido de Brès heeft de kathedraal goed gekend. Hij wilde er wel preken, de waarheid vertellen, maar het mocht niet. De kerk was van het bisdom en de bisschop hield het bij Rome.
De kathedraal –nog even rooms als altijd– wordt gerestaureerd, al jarenlang. En het zal ook nog tot 2025 duren voordat deze Notre-Dame er weer tot in alle hoeken spic en span bijstaat. Het sobere, romaanse deel van de kerk is al klaar, maar het gotische koor staat voorlopig nog tjokvol met steigers, buizen en planken.
In 1999 viel een orkaan met volle kracht op de Doornikse Notre-Dame aan. De stad hield de adem in. Het koor dreigde in te storten. De Notre-Dame wankelde, maar hield zich kranig en bleef overeind. Sinds 2006 staat ze in de steigers.
Paapse bijgelovigheden
Guido de Brès heeft ongeveer acht jaar in het Belgische Doornik (in het Frans: Tournai) gewoond. Hij werd (waarschijnlijk) in 1522 geboren in de Waalse stad Mons (Bergen). Al in zijn jonge jaren nam hij afstand van „paapse bijgelovigheden”, koos vastberaden voor de gereformeerde religie en ging over naar de „nieuwe kerk.” Op 26-jarige leeftijd vluchtte hij voor de inquisitie naar Londen, waar hij aansluiting vond bij andere gevluchte protestanten uit heel Europa.
Na zijn terugkeer op het vasteland van Europa, reisde hij rond als prediker van de nieuwe leer, moest opnieuw elders zijn toevlucht zoeken, vluchtte naar Frankfurt, studeerde aan de academie van Lausanne en in Genève, en kwam in 1559 weer terug in Doornik. Daar huwde hij met Catharine Ramon.
Kwam Catharine Ramon uit Doornik of uit Antwerpen? Dat is altijd al een vraag geweest. Gids Catherine Sintobin van het toeristenbureau in Doornik weet zeker: „Ze kwam uit Doornik. En ze kregen samen vijf kinderen.”
Gids Sintobin loopt met gezwinde pas door de middeleeuwse stad. De tocht begint bij de kathedraal: „Lange tijd was Doornik de religieuze hoofdstad van Vlaanderen, en dat is al op afstand te zien aan de Notre-Dame. Deze kerk is gebouwd in een mooie combi van romaanse en gotische bouwstijlen en telt niet minder dan vijf massieve klokkentorens, hoewel het er volgens het bouwplan nog meer hadden moeten worden. De kathedraal is 134 meter lang en staat te boek als een van de meest prestigieuze bouwwerken van de westerse beschaving. Je kunt wel zien dat de kerk in die jaren erg rijk was.”
Wat dan wel weer jammer is: een van de klokkentorens is door de tijd wat uit zijn voegen geduwd en staat behoorlijk scheef.
Vredelievend
In de acht jaar dat De Brès in Doornik woonde, moet hij vaak de Notre-Dame hebben bezocht. Bij de hoofdingang staat een beeld van de Madonna met Kind. Beide werden tijdens de Beeldenstorm in 1566 onthoofd. „Guido de Brès heeft erg zijn best gedaan om al dat geweld te voorkomen. Hij was dan wel een vastberaden aanhanger van de nieuwe leer, maar hij bleef ook vredelievend.”
Binnen staat een preekstoel met de drie Goddelijke deugden uitgebeiteld in hout: geloof, hoop en liefde. Maar preken mocht De Brès dus niet in de Notre-Dame. „De kathedraal was de katheder van de bisschop, was van de moederkerk, en zo is het altijd gebleven.”
Stel je voor dat De Brès is in deze bisschopskerk zou hebben verkondigd dat met „het rijk van de antichristus” de roomse kerk was bedoeld. Of dat hij uitgerekend op deze kansel gezegd zou hebben dat het de taak van de overheid was om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valse godsdienst, om het rijk van de antichrist –Rome dus– te gronde te werpen.
Confession de foy
In 1561 schreef Guido de Brès in Doornik zijn ”Confession de foy”, de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Maar de Belgen hebben weinig met De Brès, zegt gids Sintobin. „Geen mens kent hier zijn naam, laat staan dat iemand van zijn geloofsbelijdenis heeft gehoord. Zijn 450e sterfjaar gaat hier echt geruisloos voorbij. Hij is van groot belang geweest voor het calvinisme in de Zuidelijke Nederlanden, maar in Doornik zijn van hem maar weinig echte sporen overgebleven.”
De historische route door de stad voert via een voetgangersbrug de Schelde over, naar de wijk St.-Brice. In deze buurt moet De Brès gewoond hebben. Volgens sommigen moet zijn huis gestaan hebben aan de Rue Marvis, maar volgens Sintobin weet niemand waar hij precies gewoond heeft.
Aan de Place Clovis –Doornik was ook de stad van koning Clovis– staat de Eglise St. Brice. De kerk heeft, zoals de gehele stad, behoorlijk te lijden gehad van de Tweede Wereldoorlog. De torenspits is toen voorgoed verdwenen. Op het platte dak groeit wonderlijk genoeg een sappig groene berkenboom.
Romaanse crypte
De kerkdeur is open. Binnen is het stil. Op een zwart betegelde vloer staan kleine stoeltjes. Langs een van de wanden staat een eigentijds Mariabeeldje achter een knielbank. Er staan bloemen en kaarsen op een rij, want de Eglise St. Brice mag dan in De Brès’ dagen wel overgegaan zijn in protestantse handen, de kerk is allang weer toegevallen aan Rome. De St. Brice doet op zondag nog steeds dienst.
Het altaargedeelte staat boven een romaanse crypte uit de twaalfde eeuw. De preekstoel is weg. Buiten luidt de klok van de kerk.
Aan de Rue Barre St. Brice staan de oudste romaanse huizen van Europa, daterend uit ongeveer 1170. In elk geval zijn de buitengevels nog authentiek. In een van die oude huizen komt op zondag de protestantse gemeente ”Eglise Protestante de Tournai” (geïnstitueerd in 1544) samen.
Stadsmuur
Enthousiast vertellend over alles wat maar met Doornik te maken heeft, stevent Sintobin de lange Rue Marvis door, richting de oostelijke stadsgrens. Aan het einde van deze straat, aan de rand van een druk kruispunt, staat een oud stuk stadsmuur onder de bomen. „In de nacht van 1 op 2 november 1561 wierp De Brès zijn geloofsbelijdenis over de muur van het kasteel. Dat is hier gebeurd, over deze muur. Het kasteel is er niet meer.”
Op deze plaats is niets wat daaraan herinnert, zegt de gids spijtig. Woonhuizen staan strak tegen het stuk muur aangebouwd. Op een bordje staat: „Behandel de dieren met zachtheid.”
Aan de Rue de Rempart staat het laatste restant van het kasteel, de Hendrik VIII-toren, een hoektoren van het kasteel die diende als gevangenis. Hier zat Guido de Brès in 1567 enige tijd gevangen, voordat hij zou worden overgebracht naar het Noord-Franse Valenciennes. Daar werd hij op 31 mei van dat jaar op het Marktplein opgehangen en verhoogd tot heerlijkheid.
De is het eerste deel van een drieluik over Guido de Brès, die 450 jaar geleden overleed. Dinsdag deel 2.
Guido de Brès (1522-1567)
1522: geboren in Mons (Bergen) in België.
1548: vlucht voor de inquisitie naar Londen.
1552-1556: rondreizend predikant in de Zuidelijke Nederlanden, vestiging in Rijssel (Lille).
1556-1559: studie in Frankfurt, Lausanne en Genève.
1559: verblijf in Doornik (Tournai); huwelijk met Catharine Ramon uit Doornik.
1559-1562: predikant in Doornik.
1561: in de nacht van 1 op 2 november wordt de Nederlandse Geloofsbelijdenis gegooid over de muur van het kasteel in Doornik.
1562-1566: verbannen uit Doornik; rondreizend prediker in Frankrijk.
1566: in augustus is hij weer in Doornik, waar hij probeert de beeldenbestormers tegen te houden.
1567: predikant te Valenciennes (Noord-Frankrijk).
1567: opgehangen in Valenciennes, op 31 mei.
Protestantisme in Doornik
Doornik is altijd een uitgesproken rooms-katholieke stad geweest, met uitzondering van een korte periode in de zestiende eeuw. Heel even was het een calvinistisch centrum en zelfs de meest protestantse stad van de Nederlanden. Het droeg de bijnaam ”Genève van het noorden”.
Het protestantisme in Doornik begon in 1544 met het optreden van Pierre Brully, de eerste calvinistische predikant in deze stad, die met aanbevelingsbrieven van Martin Bucer uit Straatsburg verscheen. Brully werd echter gevangengenomen en kwam op het Grand Place als martelaar op de brandstapel om het leven (17 februari 1545). Ook ouderling Jean de Lannoy viel in die tijd als martelaar, evenals Marie de Pierré, die beiden in hetzelfde jaar op het Grand Place levend werden verbrand.
Guido de Brès werkte acht jaar in Doornik. De door hem opgestelde Nederlandse Geloofsbelijdenis (”Confession de foy”) liet hij in de nacht van 1 op 2 november 1561 over de buitenste muur van het kasteel werpen. De in dat jaar ingestelde vervolging leidde tot de ontdekking van zijn verblijfplaats in de stad en tot inbeslagneming van al zijn boeken en papieren. Zelf wist hij te ontkomen.
In 1544 ontstond er een protestantse gemeente (”La Palme” geheten, ofwel de Palmboom), die in het geheim bijeenkwam. In 1563 werd er in Doornik zelfs een protestantse synode gehouden. Op een zeker ogenblik rond 1566 waren 18.000 van de 25.000 inwoners protestants.
Verschillende leidslieden uit de tijd van de Hervorming kwamen uit Doornik, zoals de Nederlandse hofprediker Jean Taffin, zijn broers Jacques en Nicolas Taffin, verder nog Gillis le Clercq, een vurig calvinist, en Ambroise de Wille, een hagenprediker.
Aan het einde van de zestiende eeuw viel de stad weer grotendeels in handen van het rooms-katholicisme, en werden de gereformeerden uiteen gedreven en verjaagd. Velen van hen vonden toen onderdak in het Noord-Duitse Emden.