Onderwijs & opvoeding

Debat over afschaffing vrijheid van onderwijs

Hoelang moet het bijzonder onderwijs nog overheidssubsidie krijgen? „Tot in lengte van dagen”, zegt Verusvoorzitter Kuiper. „Zo kort als redelijkerwijs mogelijk is”, vindt Groot Wassink, GroenLinksfractievoorzitter in de Amsterdamse gemeenteraad. Een partij armpje drukken.

17 May 2017 17:42Gewijzigd op 16 November 2020 10:34
Gesprek over vrijheid van onderwijs met Wim Kuiper van onderwijsorganisatie Verus (l) en Rutger Groot Wassink, GroenLinksfractievoorzitter in de gemeenteraad van Amsterdam. beeld Sjaak Verboom
Gesprek over vrijheid van onderwijs met Wim Kuiper van onderwijsorganisatie Verus (l) en Rutger Groot Wassink, GroenLinksfractievoorzitter in de gemeenteraad van Amsterdam. beeld Sjaak Verboom

Op zich begrijpelijk dat Verusvoorzitter Wim Kuiper van de koepel van protestants-christelijke en rooms-katholieke scholen de financiële gelijkberechtiging van openbaar en bijzonder onderwijs wil behouden. Hij is een van de belangrijkste belangenbehartigers van het bijzonder onderwijs. Ruim 4000 scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs zijn aangesloten bij ‘zijn’ organisatie.

Rutger Groot Wassink wil zo snel als mogelijk af van de gelijkberechtiging. Tijdens het verkiezingscongres van GroenLinks in december vorig jaar kreeg hij zijn partij achter zich. De partij discussieerde al vaker over afschaffing, maar nu staat het daadwerkelijk in het verkiezingsprogramma dat artikel 23 van de Grondwet, waarin de vrijheid van onderwijs is geborgd, op de helling moet.

Wat is er eigenlijk tegen de gelijkberechtiging?

Groot Wassink: „Ik vraag me af of de bekostiging van het bijzonder religieus onderwijs nog wel van deze tijd is. Ik ben voorstander van een scherpere scheiding van kerk en staat. Ik ben voor een overheid die zich níét bemoeit met religie. Wie moet bepalen welke religie wel eigen scholen mag hebben en welke niet? Moet de overheid dat willen? Verder zijn de tegenstellingen in de samenleving best groot en nemen die zelfs toe. Is in die situatie strikt joods, strikt reformatorisch of strikt islamitisch onderwijs wenselijk? Ik meen van niet.

Kuiper: „Is het bijzonder onderwijs niet meer van deze tijd? Zo’n 70 procent van de ouders kiest voor het bijzonder onderwijs.”

Groot Wassink: „Dat is niet de juiste maatstaf. Het heeft ook alles te maken met het bestaande scholenaanbod. Ouders kijken vooral of de school in de buurt is en of de kwaliteit goed is. De religieuze grondslag van de school vinden veel ouders minder belangrijk. Het is bijzonder dat de verzuiling in het onderwijs nog zo hardnekkig is. In de samenleving zijn de zuilen grotendeels verdwenen.”

Kuiper: „Als de overheid zelf seculier wil zijn, kan diezelfde overheid toch prima zeggen: Dan honoreren we de wensen van de ouders, mits deze school aan gestelde kwaliteitseisen voldoet? Ouders hebben vrijheid van onderwijs. Dat is een mensenrecht. Het grote voordeel van overheidsbekostiging van het bijzonder onderwijs is dat je geen elitescholen krijgt, zoals in bijvoorbeeld Frankrijk en Engeland het geval is. Dan wordt de segregatie groter. Het mooie van ons systeem is dat door de overheidsbekostiging de vrijheid om scholen te stichten en in te richten niet alleen bereikbaar is voor ouders met een gevulde portemonnee, maar ook voor mensen met lagere inkomens. Dat moet iemand van GroenLinks aanspreken.”

Groot Wassink: „Daar zit volgens mij niet het probleem. Bij kerken zit nog voldoende geld. Wat is de waarde van het bijzonder onderwijs? Je ziet in de praktijk toch dat veel mensen de waarde van religie later niet meer inzien? Waarmee ik overigens niet wil zeggen dat kinderen geen les meer moeten krijgen over godsdiensten. Zeker wel, maar dan wel heel breed en zonder indoctrinatie van leraren. Ik heb de boeken van Maarten ’t Hart en Jan Wolkers kunnen begrijpen omdat ik ook op een christelijke school zat – niet zo’n strenge overigens. Een van mijn kinderen zit op de openbare school en de andere op een oecumenische. Er is niets mis met kennis over de Bijbel en over Jezus. Dat heeft alles te maken met onze cultuur. Maar het is voor mij de vraag of de overheid dat moet betalen. Ik vind van niet.”

Kuiper: „Veel ouders die op christelijke scholen zitten, zijn zelf niet religieus. Maar velen vinden het wel belangrijk dat hun kinderen christelijke waarden en normen meekrijgen. Ik ben het ermee eens dat de bekostiging mede de bestaande verdeling tussen openbaar en bijzonder onderwijs in stand houdt, maar kennelijk hebben ouders daar vrede mee.”

Ouders die het niet eens zijn met de grondslag of koers van een school, kunnen toch zelf een school oprichten die wel bij hun levensovertuiging past?

Groot Wassink: „Dat is volgens de regels inderdaad mogelijk, maar in de praktijk is dat erg moeilijk, zo merk ik in Amsterdam.”

Kuiper: „Dat klopt. Waar ík me zorgen over maak, is de bagage die leerlingen van openbare scholen meekrijgen. Wat komen zij te weten van de grote verhalen die het christendom biedt? En de christelijke cultuur van ons land? En van de invloed die de islam nu krijgt?”

Groot Wassink: „Op dit punt ben ik het met u eens. Dat vergt aanpassing van de kerndoelen in het onderwijs. Daar ben ik voor. Openbare scholen zouden meer moeten doen aan burgerschapsvorming en levensbeschouwing.

Ik snap niet uw argument dat het zo goed gaat met de huidige verdeling tussen openbaar en bijzonder onderwijs en dat we het daarom zo moeten houden. Ik wil graag de principiële discussie voeren over wat de rol van de overheid is en wat die overheid dan wel en niet moet financieren. Daar mogen we na honderd jaar financiële gelijkstelling toch wel over debatteren? Ik pleit overigens niet voor directe stopzetting van de financiering, maar zo snel als redelijkerwijs mogelijk is.”

Kuiper: „Onderwijs is nooit een neutrale activiteit. Als het openbaar onderwijs zegt dat er geen gezamenlijk gedeelde levensovertuiging is, dan versluiert dat een beetje dat die levensovertuiging er wel is. Als je niet voor een bepaalde religie kiest, heb je een seculiere levensovertuiging. Waarom zou de overheid die levensovertuiging wel financieren en de levensovertuiging die is gebaseerd op een geloof, niet? Dan maakt de overheid dus wel degelijk een keus.”

Groot Wassink: „Volstrekte neutraliteit bestaat niet. Iedereen neemt iets van zijn achtergrond mee. Ik vind religie een privézaak en daar moet de overheid buiten blijven. Inherent aan religie is toch dat je die van jezelf de beste vindt?”

Dat geldt toch voor iedere levensovertuiging?

Groot Wassink: „Dat klopt. Mijn overtuiging is dat de overheid wel moet streven naar zo veel mogelijk objectiviteit.”

Kuiper: „Je kunt je levensovertuiging niet beperken tot het vak godsdienst. Dat trekt overal in door. Bij de ene les is dat natuurlijk wel meer dan bij de andere. De school ademt dat.”

Groot Wassink: „Dat snap ik. Dat maakt het voor de overheid wel ongrijpbaar. In mijn ogen is het dan ook niet goed als bij stopzetting van de financiering van bijzonder onderwijs, ouders privéscholen op religieuze grondslag gaan oprichten. Alle kinderen moeten wat mij betreft hetzelfde onderwijs krijgen en aanvullend krijgen ze godsdienstlessen. Dat mag wel in de school, maar niet onder verantwoordelijkheid van de school.”

Kuiper: „Dat idee strijdt met allerlei mensenrechtenverdragen waarin staat dat ouders voor hun kinderen het onderwijs mogen organiseren dat zij wenselijk achten. Uw voorstel komt voort uit de gedachte dat kinderen meer van de overheid zijn dan van de ouders.”

Groot Wassink: „Nu ga ik het scherp stellen: ieder heeft het recht om te geloven wat hij wil. Ieder heeft ook het recht om zijn kind dat op te leggen. Je mag je kind zelfs indoctrineren. En als dat dan ook op scholen gebeurt, in hoeverre heeft de overheid dan de verantwoordelijkheid om dit te financieren? Laten we eerlijk zijn, dit gebeurt op een kleine groep scholen. Dat mag kennelijk in Nederland. Dat vind ik raar. Er is natuurlijk ook een grijs gebied.”

Kuiper: „Bij de onderwijsvrijheid hoort ook de verantwoordelijkheid van de overheid om te bezien wat er in de scholen gebeurt. Daarvoor hebben we een onderwijsinspectie. En als er aanleiding toe is, komt die zeker naar de scholen, ook naar reformatorische en islamitische. Dan wordt er wel degelijk naar gekeken of de school het nodige doet aan voorlichting over seksuele diversiteit, democratie en burgerschap. Maar de eerlijkheid gebiedt ook te zeggen dat er weinig scholen zijn waar de overheid in hoeft te grijpen.”

Hoe kijkt u aan tegen het initiatiefwetsvoorstel dat scholen ertoe verplicht leerlingen toe te laten die de grondslag van de school respecteren en niet onderschrijven?

Groot Wassink: „Ik ben daar voor. Het toelatingsbeleid van orthodox-christelijke, -joodse en islamitische scholen botst met artikel 1 van de Grondwet waarin staat dat het maken van onderscheid verboden is. Dit is onbestaanbaar.”

Kuiper: „Dat artikel 1 van de Grondwet schuurt met artikel 23 van de Grondwet, daar zijn we het over eens. De kunst is dan op te zoeken naar een goed compromis. Maar laten we eerlijk zijn; ongeveer 2 procent van de scholen heeft een strikt toelatingsbeleid en vraagt onderschrijving van de grondslag. Waar praten we over?”

Groot Wassink: „Het gaat mij om het principe. Al zouden het maar twee leerlingen zijn waarvoor we dit regelen, dan moeten we het doen.”

Kuiper: „Het gaat om enkele scholen met een sterke identiteit. Zij zouden een deel van hun identiteit verliezen. Maar ook antroposofische scholen komen dan in de knel. Een strikt toelatingsbeleid komt overigens niet alleen voor bij scholen met een orthodoxe grondslag, maar ook bij scholen met specifieke pedagogische of didactische uitgangspunten.”

Is de hele discussie over het wel of niet financieren van het bijzonder onderwijs niet achterhaald als straks een wetsvoorstel van staatssecretaris Dekker wordt aanvaard dat regelt dat de overheid bij financiering en stichting niet langer kijkt naar de richting van de school?

Kuiper: „We werken nu met een aantal wettelijk erkende richtingen. Dat voorkwam dat er allerlei vreemde scholen ontstonden.”

Groot Wassink: „Ik snap de insteek van de staatssecretaris, maar de vraag is of dit winst is.

Kuiper: „Zal er zo veel veranderen door deze wet? Het is en blijft moeilijk om een school op te richten. Er is krimp in veel gebieden.”

Op dit punt zijn jullie het kennelijk eens.

Groot Wassink: „Maar wel vanuit een andere invalshoek. Deze wet lost de principiële problemen die er zijn niet op en voldoet –zowel vanuit mijn perspectief als het perspectief van Kuiper– niet aan hetgeen wenselijk is.”

Kuiper

Wim Kuiper (1961, Zwolle) groeide op in een ARP-gezin als jongste van vier kinderen. Hij studeerde bestuurskunde in Enschede en doceerde aan de Universiteit Maastricht. Hij was in Maastricht ook raadslid voor het CDA en wethouder. In 2001 trok hij naar het Westen en was tot 2008 directielid van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Daarna ging hij aan de slag bij Verus. Dit jaar hoopt hij afscheid te nemen. Wat zijn volgende baan wordt, is niet bekend.

Groot Wassink

Rutger Groot Wassink (Doetinchem, 1974) studeerde geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Daarna was hij achtereenvolgens projectmedewerker bij het partijbureau van GroenLinks, beleidsmedewerker bij de FNV en politiek coördinator bij de Tweede Kamerfractie van GroenLinks. In 2006 werd Groot Wassink gekozen in de raad van stadsdeel Westerpark. In 2009 werd hij gekozen tot lijsttrekker van GroenLinks Amsterdam-West en in 2013 tot lijsttrekker van GroenLinks Amsterdam.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer