Oorzaak lompenberg blijft in de eerste plaats de consument zelf
Gedwongen door de milieuvervuiling, die zich wereldwijd voordoet, wordt er veel onderzoek gedaan naar duurzamer producten en het hergebruik van afgedankte goederen. In die strijd tegen de verdere aantasting van het milieu worden soms opzienbarende resultaten bereikt. Zo bedacht de 22-jarige Nederlander Boyan Slat een manier om de hoeveelheid plastic in de oceanen drastisch te verminderen. De ‘opgeviste’ plasticsoep moet op zijn beurt grondstof vormen voor nieuwe producten. Uit bodemas van afvalenergiecentrales wordt tegenwoordig de nieuwe grondstof FORZ gemaakt, dat in beton verwerkt kan worden. En afgedankte accu’s van elektrische auto’s worden opnieuw ingezet, nu om er overtollige zonne-energie in op te slaan.
Finse onderzoekers lijken recent een methode te hebben gevonden om textiel –met name katoen– te recyclen. Dat was tot op heden een heel lastige klus omdat katoen in kleding veelal is vermengd met synthetisch materiaal. De meeste katoen bleef dus –ten slotte– een onbruikbaar restmateriaal.
De wetenschappers ontdekten een manier om het afgedankte ‘waardeloze’ katoen op te lossen in een vloeistof en er nieuwe kledingvezels uit te produceren, waarmee goed garen valt te spinnen, zelfs van betere kwaliteit dan het oorspronkelijke materiaal. Upcyclen is daarvoor de nieuwe term. Als deze techniek opgeschaald kan worden, is er opnieuw een stap gezet op weg naar verduurzaming. Een bescheiden stap weliswaar, maar toch.
Het is goed om oplossingen te bedenken voor afvalproblemen die we in de afgelopen decennia –met name als westerse samenleving– hebben gecreëerd. Beter is het om die problemen te voorkomen door duurzamer te denken. Op het gebied van kleding, overigens op alle terreinen van het leven.
Al vanaf de industriële revolutie –halverwege de negentiende eeuw– kende de kledingproductie een ontwikkeling naar wat nu ”fast fashion” wordt genoemd; voorkeur voor een modieuze, snel wisselende kledingcollectie. De kwaliteit speelt een ondergeschikte rol, de mode voert de boventoon. Na één, hoogstens twee seizoenen wordt kleding weggedaan. Wat blijft is een enorme lompenberg. Om nog maar niet te spreken van de omstandigheden waaronder de kleding wordt gemaakt.
De producenten wijzen naar de modewereld, die toonaangevend is en bepaalt wat er het komende seizoen wordt gedragen. Vervolgens gaat de beschuldigende vinger –zeker niet ten onrechte– naar de consument. Die wil de mode op de voet volgen.
Nederlanders gaven in 2015 gemiddeld 1400 euro per gezin uit aan kleding: totaal 7,5 miljard. De algemene voorkeur gaat nog steeds niet uit naar duurzame kleding. We kopen liever veel en gevarieerd.
De vraag naar eerlijk geproduceerde, degelijke kleding blijft te veel beperkt tot een kleine groep wereldverbeteraars. Die groep zou op dit gebied heel wat groter mogen zijn. Want de oplossing van de lompenberg ligt vooral in handen van de eindgebruiker. Verduurzamen zou meer mode moeten zijn. De consument moet niet het probleem willen zijn, maar deel van de oplossing.