Buitenland

Slachtoffers van Saddam voelen zich vergeten

Terwijl alle aandacht uitgaat naar de misbruiken in Abu Ghraib door de Amerikanen, vragen de slachtoffers van de repressie onder Saddam Hussein om een beetje erkenning.

Van onze correspondent
21 May 2004 20:55Gewijzigd op 14 November 2020 01:15
BAGDAD – Ibrahim Idrissi in zijn kantoor in Bagdad. Hij is de voorzitter van de Association of Free Prisoners in Irak. Foto Karim Ben Khelifa
BAGDAD – Ibrahim Idrissi in zijn kantoor in Bagdad. Hij is de voorzitter van de Association of Free Prisoners in Irak. Foto Karim Ben Khelifa

Ibrahim al-Idrissi (37) komt elke dag naar zijn werk met een revolver op zijn heup. Dat doet hij niet omdat hij bij het Iraakse verzet zit, noch omdat hij voor de Amerikanen in Irak werkt. Idrissi is de voorzitter van de Association of Free Prisoners, een Iraakse ngo die documenteert wat er gebeurd is met de politieke gevangenen die onder het regime van Saddam Hussein zijn verdwenen in Abu Ghraib en andere gevangenissen in Irak. Sinds de val van het regime zijn er al vijf aanslagen gepleegd op de organisatie, drie op het kantoor en twee op Idrissi zelf. „Gelukkig kunnen ze niet al te goed mikken”, doet Idrissi schamper.

Dat een organisatie die zich als doel heeft gesteld de families van geëxecuteerde gevangenen uit de onzekerheid te helpen, het doelwit is van aanslagen kan ongerijmd lijken. Maar in Irak is het verleden nooit ver weg. „Veel van de mensen die onder Saddam gevangenen hebben gefolterd of geëxecuteerd, zijn nog altijd op vrije voeten”, zegt Abdul Fatah al-Idrissi (35), Ibrahims jongere broer. „Zij willen liever niet dat het verleden wordt opgerakeld.”

Ibrahim en Abdul Fatah al-Idrissi zijn beiden ex-politieke gevangenen, zoals overigens iedereen in het kantoor van de Association of Free Prisoners. Een jaar geleden speelden zich hier, in een villa aan de oever van de Tigris die toebehoorde aan een generaal van het ex-regime, schrijnende taferelen af. In de tuin werden elke dag nieuwe lijsten uitgehangen met de namen van gevangenen van wie vaststond dat ze -vaak meer dan tien jaar geleden- waren geëxecuteerd. De gegevens kwamen uit de dossiers van Saddams administratie, die in die chaotische dagen na de val van Bagdad met archiefkasten tegelijk werden aangevoerd. Een jaar later zijn de Idrissi’s nog altijd bezig met het documenteren van de verschrikkelijke erfenis van het regime-Saddam. „Tot dusver hebben we aan de hand van dossiers kunnen aantonen dat 147.000 gevangenen zijn terechtgesteld in Saddams gevangenissen”, zegt Ibrahim al-Idrissi. „Maar we denken dat dit nog maar de top van de ijsberg is.”

„Dit is de geschiedenis van ons land”, zegt Abdul Fatah al-Idrissi, „en het is van het allergrootste belang dat wij dit voor het nageslacht documenteren. Jammer genoeg zijn er mensen in Irak die dit hoofdstuk liever willen vergeten. Het is onze job om te blijven vertellen wat er gebeurd is, om de mensen niet te laten vergeten hoe het echt was onder Saddam Hussein.”

Dat in het naoorlogse tijdperk steeds meer Irakezen hardop zeggen „dat het toch beter was onder Saddam”, doet pijn. „Alleen criminelen kunnen zoiets zeggen”, zegt Ibrahim al-Idrissi. Hij weet waarover hij praat. Ibrahim al-Idrissi zat in totaal zes jaar en drie maanden in de gevangenis onder Saddam, waarvan drie jaar in Abu Ghraib. „Ik was destijds lid van Hezbollah al-Wahid, een vereniging van intellectuelen die het regime via politieke middelen wilde veranderen. Dertien van onze leden zijn door Saddam vermoord; twee van hen zijn bezweken onder de foltering.”

De broers Idrissi zijn niet erg onder de indruk van de recente verhalen over misbruik in Abu Ghraib door de Amerikanen. „Als humanitaire organisatie zijn we in principe tegen dat soort praktijken”, zegt Ibrahim al-Idrissi, „maar het gaat hier om Amerikaanse soldaten die naar Irak zijn gekomen om te vechten. Dat soort dingen valt te verwachten. Natuurlijk, als er onschuldigen tussen die gevangenen zitten, is het een andere zaak. Het zou kunnen dat er hier en daar een onschuldige in de gevangenis zit.”

Het ogenschijnlijk gebrek aan mededogen van de Idrissi’s met de huidige Iraakse gevangenen is enigszins te begrijpen. Ibrahim vertelt een verhaal om het verschil aan te tonen tussen de wantoestanden toen en nu.

„Het was in 1982 in de gevangenis van de algemene veiligheid in Bagdad. Alle gevangenen moesten naar de binnenplaats komen voor wat als een „feest” werd aangeduid. We wisten allemaal wat dat betekende. Een van de gevangenen, Amer al-Tikriti, moest naar voren komen. Ze zeiden dat als hij niet alles opbiechtte, ze hem een foltering zouden laten zien zoals hij nog nooit had meegemaakt. Hij weigerde, dus brachten ze zijn vrouw binnen, die vijf maanden zwanger was. Als je niet spreekt, zeiden ze, zullen we haar laten verkrachten door twaalf bewakers, tot ze haar baby verliest. Amer zweeg. En ze deden het. Wij waren allemaal vastgebonden aan een pijp die langs de binnenmuur liep, en wanneer iemand zijn ogen naar de grond richtte, kreeg hij een klap. Uiteindelijk heeft de vrouw haar baby niet verloren. Dus nam een van de bewakers een mes, waarmee hij haar buik opensneed. Hij haalde de baby uit haar buik, en zowel het kind als de vrouw was binnen enkele minuten dood. Vervolgens heeft hij met hetzelfde mes Amers keel doorgesneden.” Er valt een ogenblik stilte. „Wat we zaterdag zien over misbruik in Abu Ghraib is voor ons een lachertje.”

De Idrissi’s en vele families zoals zij voelen zich vergeten in het nieuwe Irak, waar alle aandacht wordt opgeslorpt door de Amerikaanse bezetting en het verzet ertegen. Ibrahim Idrissi valt bijna elke dag de leden van de Iraakse overgangsregering en de Amerikanen lastig om een beetje aandacht te vragen voor de slachtoffers van het Saddam-regime. Tot dusver zonder veel succes. „Geen enkele Iraakse regering die naam waardig kan het zich permitteren om deze mensen te negeren”, zegt Ibrahim al-Idrissi. De broers hopen op compensatie voor de families, die behalve hun vaders en zonen vaak ook al hun bezittingen zijn verloren. En ooit, misschien, een publiek proces voor de beulen van het regime.

„Het gaat hier om mensen die hun bloed hebben gegeven in de strijd tegen Saddam. Het is dankzij hun offers dat de leden van de overgangsregering zaterdag aan de macht zijn. Wij verdienen beter dan dit.”

voetnoot (u17(Zie ook pag. 23: ”Vernederd door de Amerikanen”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer