Beeldenstorm waart door New Orleans
Gedenktekens voor helden uit de Amerikaanse Burgeroorlog die aan de verkeerde kant stonden, zijn in New Orleans niet langer acceptabel. Daarom worden ze weggehaald. De zware klus wordt bij voorkeur in de nachtelijke uren uitgevoerd.
De diepladers die de standbeelden en ontwortelde gedenknaalden afvoeren, zijn onherkenbaar gemaakt: zwart gespoten, geen naam van de transporteur op de deur en ook geen nummerplaten op de bumper. De mannen die het werk uitvoeren hebben allemaal dezelfde overall aan, zonder naam en zonder embleem van het sloopbedrijf. Hun gezicht is zelfs onherkenbaar gemaakt, alsof ze gangsters zijn.
Vanwaar al die geheimzinnigheid? Het zijn voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat de slopers bij thuiskomst worden opgewacht door verdedigers van de blanke suprematie, in het ergste geval door sympathisanten van de Ku Klux Klan – de geheime organisatie die het vermoorden van niet-blanke Amerikanen en hun vrienden niet schuwt, zo bewijst het verleden.
Morele plicht
De verwijdering van gedenktekens voor mannen die tijdens de burgeroorlog vochten voor behoud van de slavernij, acht het stadsbestuur van New Orleans een morele plicht. „We willen een moderne, multiculturele stad zijn, waarin geen plaats is voor discriminatie en racisme”, zegt burgemeester Mitch Landrieu. „Met de standbeelden voor legeraanvoerders en gevallen soldaten van de Zuidelijke legers –die tegen de emancipatie van de slaven waren– zeg je als stad dat zij heldendaden hebben verricht. Terwijl je (hoe verklaarbaar hun handelen ook was) moet stellen dat ze het kwaad in stand wilden houden.”
Tot nu toe had de stad nabij de monding van de Mississippi een aantal beeldbepalende gedenktekens die herinneren aan „helden voor een dubieuze zaak.” Zo staat op het centrale plein van New Orleans op een sokkel van meer dan 10 meter hoog een standbeeld van Robert E. Lee, de generaal die van 1862 tot 1865 de legers van de Zuidelijke staten aanvoerde.
Hij was volgens burgemeester Landrieu „een eerlijk militair, die helaas aan de verkeerde kant stond.” Dat beeld moet nu van het stadsbestuur verdwijnen.
Voordat er daadwerkelijk met de afbraak kon worden begonnen, is een lange woordenstrijd gevoerd. Al meer dan 25 jaar geleden gingen in de gemeenteraad van New Orleans stemmen op om dit soort gedenktekens te verwijderen. Steeds was daar geen meerderheid voor te vinden. Het argument: je kunt de geschiedenis niet veranderen.
Historisch feit
In december 2015 besloot het stadsbestuur met zes tegen één om de standbeelden en gedenknaalden te verwijderen en ze –zo mogelijk– een andere, „meer passende en minder opvallende” plaats te geven. Verschillende processen volgden, maar brachten geen verandering in dat besluit. Vandaar dat eind april begonnen is met het weghalen van de gedenktekens.
Burgemeester Landrieu is zich ervan bewust dat de proslavernijhouding van de Zuidelijke staten van Amerika inderdaad een historisch feit is. „Daar kun je niks meer aan doen. Maar de waardering van die feiten kun je wel veranderen. Deze beeldenstorm is een correctie op de politieke inzichten van ons voorgeslacht, ook op het mijne”, zegt de burgervader. Landrieu behoort tot de Democratische Partij, die in de negentiende eeuw de slavernij volop verdedigde.
Politietoezicht
Met het afbreken van de monumenten is het verzet echter niet verdwenen. Voorstanders van de blanke suprematie, en die zijn er in New Orleans in aanzienlijke aantallen, zijn furieus. Zij hebben wraak gezworen. Vandaar dat de voorzichtige sloop onder politietoezicht wordt gedaan.
Maar niet alleen zij, ook meer (gematigde) conservatieve inwoners hebben moeite met de verwijdering van de beelden. „Dit dicht de kloof tussen blank en niet-blank bepaald niet”, zegt Robert Bonner, die zich met een groep inspant voor behoud van de monumenten. „Juist door ze weg te halen roep je gevoelens op, waar de niet-blanken het slachtoffer van worden. Het stadsbestuur denkt met het neerhalen van de sokkel van het monument van Lee racisme tegen te gaan. Maar het vergeet dat rassenhaat niet in steen maar in het menselijk brein zit.”