Margarete Blarer: een diacones in Konstanz
De stad Konstanz, gelegen aan de zuidelijke oever van het Bodenmeer, hoort nog net bij Duitsland. De grens met Zwitserland loopt dwars door de stad Kreuzlingen, die aan Konstanz is vastgegroeid.
In deze Duitse rijksstad speelde zich in 1415/16 het drama af van Jan Hus en Hieronymus van Praag, de Tsjechische voorlopers van de Hervorming. Zij werden door het concilie ter dood veroordeeld en door de wereldlijke overheid levend verbrand. Ruim een eeuw daarna stond men voor de keus de vernieuwingsroute van de Reformatie in te slaan of toch maar langer bij Rome te blijven. In de kring van de familie Blarer was dat geen punt: de jonge garde wilde niets liever dan Bijbelse vernieuwing van de kerk. Maar wie moesten ze volgen? Luther of Zwingli? Of zouden ze liever hun eigen weg gaan? En wat zou de bisschop van Konstanz hiervan vinden?
De familie Blarer
In 1517 bestond het gezin Blarer (ook wel geschreven als ”Blaurer”) nog uit zeven personen: de moeder, Katharina Mässlin von Graneck, afkomstig uit Rottweil, met zes kinderen. Vader Augustin was al in 1504 overleden, maar zijn bloeiend koopmansbedrijf, gelegen aan de grote handelsroute Italië-Duitsland, werd door de familie gewoon voortgezet.
In het verhaal van de Reformatie staan drie kinderen in het middelpunt: Margarete, haar oudere broer Ambrosius en haar jongere broer Thomas. Zij hadden ieder een prima opleiding gekregen, waardoor ze kennis maakten met de wereld, die rond 1500 grote veranderingen doormaakte.
In deze tijd braken de renaissance en het humanisme stevig door, zowel bij kunstenaars als bij de geestelijkheid. En dan waren er de berichten over Columbus en zijn reis naar het verre westen; zijn zeereis bleek een nieuwe koloniale mogelijkheid te openen – zij het dat Spanje daar het eerst voor in aanmerking kwam. Ook kwamen in Konstanz vanaf 1517 uit het Oost-Duitse Wittenberg berichten binnen over de monnik Martin Luther, die een conflict met de pauselijke kerk niet uit de weg ging.
Tegen het eind van 1520, toen de zaak-Luther naar een climax groeide, traden er in het nog altijd roomse Konstanz twee predikers op: Jakob Winder en Bartholomäus Metzler. Deze voorgangers wilden alleen de Schrift uitleggen, zo claimden ze. Deze daad had uiteindelijk tot gevolg dat de stadsraad in 1524 deze manier van prediking onderschreef. In 1525 werd ook Ambrosius, een van de Blarers, benoemd tot predikant.
Bisschop Hugo
Vanaf 1496 trad bisschop Hugo von Hohenlandenberg op als hoogste vertegenwoordiger van het pauselijk gezag. Ruim dertig jaar heeft hij het in Konstanz volgehouden. De kritiek op zijn kerkpolitiek was niet van de lucht en zijn maatregelen tot behoud van een zedelijke levensstijl, ook onder de geestelijken in het bisdom, werden als slap en ontoereikend bestempeld. Hij had een groot bisdom; met zo’n 15.000 priesters in 500 parochies. De bisschop verdiende eraan als een priester met zijn inwonende huishoudster weer een kind hadden gekregen; dan kreeg bisschop Hugo voor de overtreding van het celibaat een bedrag van 4 Rijnse guldens. Als hij niet strenger optrad, leverde dat een aardig jaarinkomen op.
Eigenlijk wist de stad niet beter dan dat het er overal in de kerk zo aan toeging. De hervormers stelden al deze kwalijke praktijken echter duidelijk aan de kaak. Het kwam uiteindelijk zover dat bisschop Hugo in 1526 zijn residentie verplaatste naar het hem bekende Meersburg. Op dat moment was de Reformatie in Konstanz al doorgebroken. De indruk is gewettigd dat die ontwikkeling de bisschop weinig kopzorgen gaf; hij was er de man niet naar om kerkelijke problemen met een helder inzicht aan te pakken en op te lossen. Hij was meer een regent, die de orde slechts tot op zekere hoogte wilde bewaren.
Ziekenverzorgster
Margarete Blarer werd in 1494 geboren en werkte mee in de firma van de familie, maar ook nam ze een vooraanstaande plaats in binnen de Konstanzer gemeenschap. Dat kwam mede doordat haar vader lid van de stadsraad was. Na het overlijden van haar moeder, in 1530, nam Margarete Blarer de leiding van het huis en daarnaast ook van de firma op zich.
Ook diende ze in de stad als ziekenverzorgster. Ze financierde deze taak uit de winsten van de firma. Dat bleef ook zo toen de Reformatie in de stad was doorgevoerd. Margarete stichtte een armenvereniging, organiseerde hulp aan weduwen en wezen en ook vluchtelingen kregen haar liefdevolle aandacht. Daardoor kreeg ze in de kerk de erenaam ”Diaconissa ecclesiae Constantiensis”, diacones van de kerk van Konstanz.
Dat deze functie voor vrouwen openstond was ook een bewijs van de drang tot vernieuwing van de kerkelijke organisatie, al was er van emancipatie geen sprake. In de jaren 30 correspondeerde Margarete zelfs met de reformator Martin Bucer in Straatsburg.
Ze bleef deze sociale activiteiten volhouden, ook toen in 1541 de pest uitbrak: Margarete was er om de doodzieke mensen te helpen. Dat deed ze totdat ze zelf ziek werd en op 15 november 1541 overleed. Het sterven van deze diepgelovige en maatschappelijk zeer betrokken vrouw werd door veel gelovigen in de stad en de wijde omgeving erg betreurd. Haar broers bleven actief voor de zaak van de kerkhervorming. Over hen meer in de volgende bijdrage.
Dit is het zevende deel in een serie over minder bekende hervormers, in de aanloop naar de herdenking van 500 jaar Reformatie.