Arib: oorlogsverhalen bepalen ook toekomst
Het is belangrijk hen die in de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen te herdenken, omdat dat onze moraal vormt en scherpt. Dat heeft Tweede Kamervoorzitter Khadija Arib donderdagochtend betoogd tijdens de herdenkingsceremonie van de Staten-Generaal.
De Eerste en Tweede Kamer stonden op de ochtend van 4 mei, de Nationale Dodenherdenking, zoals ieder jaar stil bij de slachtoffers. Ze deden dat bij de Erelijst van Gevallenen, waarop 18.000 namen van militairen en verzetsmensen staan die in de de oorlog zijn omgekomen. De lijst ligt tentoongesteld in het gebouw van de Tweede Kamer aan het Binnenhof.
Tijdens de plechtigheid droegen leerlingen van een Haagse scholengemeenschap zelfgeschreven gedichten voor. Een van hen vroeg onder meer aandacht voor het lot van de vluchtelingen van vandaag, een dezer dagen wat omstreden pleidooi. Daarna sprak Arib over „het doorgeven van de vrijheid”. Ze wees erop „dat democratie even mooi als broos is”, en dat het van levensbelang is „onze waarden uit te dragen in woord en daad”.
De verhalen over de oorlog zijn ook nog niet af, stelde Arib. Ze wees op de ontdekking van eerder deze week dat een van de namen in de Erelijst daar niet thuishoort. Deze Jacob Detmar was een collaborateur en jodenjager. Detmar kan niet meer van het kwetsbare papier worden geschrapt, maar zal bijvoorbeeld wel uit de internetversie verdwijnen.
De voorzitters van beide Kamers, demissionair vicepremier Lodewijk Asscher en demissionair staatssecretaris Martin van Rijn legden kransen namens parlement en regering.