Pensioen in de steigers
Het pensioen is een onvermijdelijk onderwerp tijdens deze kabinetsformatie.
Een groot deel van het brutoloon dragen werknemers af om later, op hun oude dag, AOW en een aanvullend pensioen te ontvangen. Feitelijk is dat dus uitgesteld loon. Maar deze oudedagsvoorziening staat op losse schroeven. Het pensioenstelsel dreigt onbetaalbaar, te complex en te kwetsbaar te worden. Daarom is een fundamentele verbouwing noodzakelijk.
Globaal kennen we in Nederland twee soorten pensioenovereenkomsten. De eerste is de uitkeringsovereenkomst (”defined benefit”). Deelnemers krijgen een bepaalde uitkering op de pensioenleeftijd toegezegd, op basis van het gemiddelde loon dat ze hebben verdiend. Maar deze toezegging wordt niet altijd waargemaakt: in de achterliggende jaren zijn de uitkeringen vanwege de crisis niet geïndexeerd, veel pensioenfondsen moesten er zelfs op korten.
De tweede is de premieovereenkomst (”defined contribution”). Pensioendeelnemers krijgen hierbij een toezegging van een in te leggen premie. Met het totaalbedrag aan premies, inclusief de beleggingsrendementen, wordt bij aanvang van de pensioenleeftijd een levenslange pensioenuitkering aangekocht. Omdat er geen toezeggingen worden gedaan, is dit systeem in de opbouwfase minder afhankelijk van de renteontwikkeling.
Een variant hierop, een CDC-regeling (”collective defined contribution”), is de laatste tijd gewild. ABN AMRO, ING en de Rabobank hebben onlangs zo’n regeling afgesproken met de vakorganisaties. In een CDC-regeling wordt het premieniveau voor een langere periode vastgelegd. Men streeft naar een middelloonresultaat, maar wanneer het tegenzit vindt er geen bijstorting plaats. Als de premie te laag wordt (door vergrijzing of minder goede beleggingsresultaten), worden de toekomstig op te bouwen aanspraken verlaagd, wordt de pensioendatum uitgesteld of gaan medewerkers een hogere bijdrage betalen.
Sinds 2010 staat het pensioenstelsel in de steigers. Na een nationale pensioendialoog door het ministerie van Sociale Zaken (2015), het ontwerpadvies ”Toekomst pensioenstelsel” (2015) van de Sociaal-Economische Raad (SER) en de SER-verkenning ”Toekomst pensioenstelsel” (2016) heeft het kabinet in juni 2016 de ”Hoofdlijnennota toekomstbestendig pensioenstelsel” gepresenteerd. De vraag is of de SER nog tijdens de kabinetsformatie met een definitief advies komt.
Enkele dagen nadat SER-voorzitter Hamer begin april bij informateur Schippers werd gesignaleerd, lekten er onderdelen uit. Er zou voorgesteld worden om pensioenpremies niet meer in een gezamenlijke spaarpot te stoppen, maar op een persoonlijke spaarrekening te zetten. Tien jaar voor het bereiken van de pensioenleeftijd zou de deelnemer duidelijkheid krijgen over de hoogte van de pensioenuitkering. Vanaf dat moment hevelt hij jaarlijks geld over van zijn eigen spaarpot naar een collectieve pensioenpot met minder beleggingsrisico.
Ook de RMU is voorstander van het opbouwen van een persoonlijk pensioenvermogen. Verder is het belangrijk om risico’s op lang leven, tegenvallende beleggingen, arbeidsongeschiktheid of het overlijden van de partner gezamenlijk te delen. Bovendien moeten keuzevrijheid en maatwerk centraal staan, zoals de mogelijkheid om het werknemersdeel van de pensioenpremie te gebruiken voor aflossing van een hypotheek. Met deze bouwstenen ontwikkelen we een toekomstbestendig pensioenstelsel.
De auteur is coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid bij de RMU. Reageren? sociaal@refdag.nl