Uit haar jaarverslag over 2003 bleek woensdag dat de commissie zich beraadt op haar toekomstige rol. Naast een bredere ethische afweging, die de commissie zou willen maken, vraagt CBD–voorzitter Schroten zich af of de huidige procedures waarmee de aanvragen van onderzoeksinstituten en universiteiten worden afgedaan, nog wel de juiste zijn. De commissie bekijkt nu of „zij een vereenvoudiging van de huidige aanvraagprocedure en daarmee gelijktijdig een andere, bredere invulling van haar taak wenselijk vindt".

Sinds 1997 is het zonder vergunning van de minister van Landbouw verboden dieren genetisch aan te passen. In datzelfde jaar heeft het ministerie de CBD ingesteld, die de minister over aanvragen om een vergunning adviseert. Deze bekijkt onder meer of de plannen van de onderzoekers geen „onaanvaardbare" gevolgen voor de gezondheid en het leven van de dieren hebben en of de aanpassing ethisch verantwoord is.

De commissie wil nu bekijken of de manier waarop de aanvragen beoordeeld worden, anders kan geschieden. Vooral de hoorzitting is volgens haar steeds meer „tot een ritueel geworden waarbij telkens dezelfde persoon en dezelfde organisaties de inmiddels bekende bedenkingen indienen", staat in het jaarverslag. Als de commissieleden niet enkel en alleen naar één aanvraag kijken, maar deze kunnen afwegen tegen trends in de biotechnologie op lange termijn, kan volgens de voorzitter tijd bespaard worden.

Een bredere beoordeling vindt de commissie ook nodig voor de ethische kant van deze zaak. Naast de gevolgen op de langere termijn voor de dieren die de proef ondergaan vraagt de voorzitter zich af in hoeverre „economische en sociaal–ethische" argumenten bijvoorbeeld voor onderzoek naar medicijnen meegewogen mogen worden.

De CBD heeft in 2003 advies uitgebracht over tien van in totaal negentien ingediende aanvragen voor biotechnologie bij dieren. Drie zijn afgewezen.