Pijnlijke kwestie
De rust binnen de ChristenUnie en de SGP lijkt enigszins weergekeerd. Vorige week werd de fractie van ChristenUnie-SGP in het Europees Parlement (EP) in een publicatie beticht van onjuist financieel handelen. Aanvankelijk zaten de beide partijen op één lijn. Vanaf zaterdag dreigde er echter een ernstige crisis in de samenwerking te ontstaan doordat CU-leider Rouvoet plotseling pleitte voor een extern onderzoek. De commotie die daarop volgde, had op geen ongelukkiger moment kunnen komen. Over enkele weken zijn er verkiezingen voor het EP en die vergen nu alle aandacht.
Wanneer politici beschuldigd worden van het rommelen met geld en bonnetjes is dat zeer ernstig. Het ondergraaft het vertrouwen van de kiezer. Daarom doen parlementariërs er goed aan om niet tot op het randje van het toelaatbare te gaan.
De eurofractie van CU-SGP heeft er niet verstandig aan gedaan om zelfstandig te beslissen een deel van de onkostenvergoeding als salaris te beschouwen met als argument dat er anders een ongewenst verschil tussen de beloning van Tweede-Kamerleden en Nederlandse europarlementariërs zou ontstaan. Feit is dat de Kamer met dit verschil in salariëring heeft ingestemd. Dat kunnen de Nederlandse EP-leden niet zomaar naast zich neerleggen.
Het aanmerken van onkostenvergoeding als salaris lijkt een kleinigheid. Maar het maakt wel degelijk iets uit. Over de besteding van salaris hoeft geen verantwoording te worden gegeven, over die van een onkostenvergoeding wel. Bij de weerlegging van de beschuldigingen heeft de fractie ervoor gekozen dat haar voorzitter Blokland de enige woordvoerder zou zijn. Dat is op zichzelf een verstandig besluit. Het geeft eenduidigheid. Van belang is echter wel dat het woordvoerderschap adequaat wordt gedaan en dat de andere fractieleden zich in de verklaringen herkennen.
Blokland heeft op beide punten gefaald. Het komt immers niet sterk over als je in de pers verklaart dat je als EP-lid geen tijd hebt om alle bonnetjes te bewaren. Zo’n reactie roept een mistige sfeer op. Europarlementariër Belder heeft daarentegen verklaard dat hij alle uitgaven kan verantwoorden en dat hij de totale onkostenvergoeding heeft gebruikt voor het doel waartoe deze wordt gegeven.
Aanvankelijk stelden beide partijbesturen zich vierkant achter de fractieleden op. Eind vorige week verklaarde CU-leider Rouvoet dat er een extern onderzoek moet komen. Nog steeds is niet duidelijk wat de werkelijke reden is dat voor deze koerswijziging. Dat de partijen helderheid willen hebben, is terecht. Maar waarom eerst wel het vertrouwen in de fractieleden uitspreken en nu opeens een onderzoek? Onduidelijk is welke motieven daarbij een rol speelden.
Dat fractielid Belder zich door deze koerswending in zijn integriteit voelt aangetast, is begrijpelijk. De koerswijziging van de CU versterkt onbedoeld de sfeer van verdachtmaking die eerder vorige week in de media werd geuit. Hem restte niets anders dan er bij zijn eigen partij op aan te dringen ook een onderzoek te doen. Daarbij is het niet gelukkig dat de twee partijen elk een eigen onderzoek starten. Doordat de uitgangspunten verschillend zullen zijn, vallen geen eenduidige uitkomsten te verwachten.
De hele gang van zaken is uiterst ongelukkig. Temeer omdat niemand ervan uitgaat dat de drie leden van CU-SGP-fractie zich schuldig hebben gemaakt aan zakkenvullerij. Het onderling gekrakeel schaadt het imago van de christelijke politiek. Dat is altijd slecht, maar zeker in verkiezingstijd. Nu de partijen gisteren elkaar toch weer gevonden hebben, is het vooral zaak dat ze eensgezind de slag om de kiezer te voeren en straks na 10 juni nog eens voor iedereen helder en klaar de afspraken over financiële verantwoording doornemen.