Saturnus, zijn ringen en manen
Als tiener heb ik de planeet door een telescoop gezien: Saturnus. Ik vond het fascinerend: zo’n bolletje met ringen eromheen. Het zal de ontdekkers van de ringen vast niet anders zijn vergaan.
De Cassini-Huygensmissie heeft de ringen en manen van Saturnus de afgelopen jaren in ongekend detail in beeld gebracht. Maar de foto’s verschaffen niet alleen feitelijke informatie. Ze laten de kijker ook versteld staan hoe prachtig deze planeet is, met z’n hele entourage.
De ringen van Saturnus zijn met het blote oog niet te zien. Ze werden daarom pas ontdekt na de uitvinding van de telescoop. De Italiaanse sterrenkundige Galileo Galileï merkt in 1610 als eerste iets vreemds op aan de planeet: Saturnus heeft een soort oren of handvatten.
Christiaan Huygens
Christiaan Huygens kan in 1655, met een betere kijker, vaststellen dat het om ringen gaat. De Haagse wetenschapper spot ook Saturnus’ maan Titan.
De Italiaan Giovanni Domenico Cassini ontdekt nog vier manen: Iapetus, Rhea, Tethys en Dione. In 1675 merkt hij bovendien op dat de ring van Saturnus uit twee delen bestaat. De ruimte tussen de A- en de B-ring, die een paar duizend kilometer breed is, werd naar hem vernoemd: de Cassinischeiding.
Golfslag
Ook de ruimtesonde die in oktober 1997 werd gelanceerd om nader onderzoek te doen naar de planeet, zijn ringen en manen, kreeg de naam Cassini. De lander die in 2005 afdaalde naar het oppervlak van maan Titan, kreeg de toepasselijke naam Huygens.
De opnamen van Cassini hebben de afgelopen jaren duidelijk gemaakt dat de ringen niet zo massief zijn als ze vanaf de aarde lijken. En er blijken zich kleine manen tussen de ringen schuil te houden. Ze verraden hun plaats echter doordat ze een soort golfslag veroorzaken in het lijnenspel.
Neerstorten
Alle mooie opnamen ten spijt, nadert Cassini het einde van zijn werkzame leven. De brandstof begint op te raken. De vluchtleiding heeft daarom besloten de sonde in september neer te laten storten op het oppervlak van Saturnus.
Tot die tijd doet de verkenner het zeker niet rustiger aan. De komende maanden zullen dus ongetwijfeld nog meer prachtig beeldmateriaal opleveren. En astronomen mogelijk voor nieuwe verrassingen stellen.