Turkse trein der democratie heeft eindstation bereikt
Westerse politici hebben na de aanslagen van 2001 in New York steeds benadrukt dat stabiele, de mensenrechten respecterende democratieën in het Midden-Oosten het beste medicijn waren om de kwaal van islamitisch radicalisme te genezen. Recente ontwikkelingen in Turkije wijzen echter in een andere richting, en de uitkomst van het Turkse referendum van 16 april onderstreept dit slechts.
Onafhankelijke waarnemers bevestigden dat potentiële nee-stemmers voortdurend werd geïntimideerd en nauwelijks de kans kregen om campagne te voeren. De Turkse islamitische geestelijke Hayrettin Karaman noemde ja stemmen zelfs een islamitische plicht.
Tegen deze achtergrond is het opvallend dat president Erdogan het referendum won met slechts een kleine meerderheid van 51,4 procent. En het waren de miljoenen in de EU residerende Turken die hem de winst be- zorgden. Turkijespecialist Soner Cagaptay concludeerde hieruit dat „Erdogan slechts president is van half Turkije” en voorspelde dat Turkije een langdurige crisis te wachten staat.
De Turkse republiek verkeerde wel vaker in zwaar weer, maar het was toen steeds het Turkse leger dat op beslissende wijze ingreep. Van dit leger wordt echter niets meer vernomen. De mislukte coup van juli 2016 maakte bovendien duidelijk dat het nog maar de vraag is of Erdogan zijn eigen leger wel kan vertrouwen. Wat des te gevaarlijker is, want sinds de poging tot een staatsgreep heerst in Turkije de noodtoestand waardoor Erdogan op zijn eigen leger is aangewezen.
Na het uitroepen van de noodtoestand kon Erdogan het land per decreet regeren. Het referendum verhief deze uitzonderingssituatie tot nieuwe, legale norm. Van Erdogan is bekend dat hij ooit zei: „Democratie is als een trein. Je springt ervan af als je je doel hebt bereikt.” Waarschijnlijk vond hij dat dat moment was aangebroken.
Sommige Turkse analisten omschreven de uitslag van het referendum als „democratische zelfmoord”, maar de duizenden rechters, academici, journalisten en Koerdische politici die de Turkse gevangenissen bevolken, toonden reeds aan dat er van de Turkse democratie weinig meer over was. Veelzeggend was dat president Erdogan na de bekendmaking van de uitslag niet het mausoleum bezocht van Kemal Atatürk, de stichter van de huidige seculiere Turkse republiek, maar dat van sultan Selim, de grondlegger van het Osmaanse kalifaat. Symboliek die spreekt.
Erdogans AK-partij werd in het Westen altijd geprezen omdat ze zou aantonen dat een islamitische partij en democratie heel goed kunnen samengaan. Het afgelopen referendum bewees eerder het gelijk van Erdogans critici. De Turkse trein der democratie had zijn eindstation bereikt en Erdogan sprong ervan af zonder zich te bezeren. Wat hij achterliet, is een gewonde natie. Beter gezegd: twee naties, want na het referendum is Turkije een gespleten land.
Wekelijks levert RD-correspondent Martin Janssen commentaar op actuele gebeurtenissen in het Midden-Oosten. Vandaag: het einde van de Turkse democratie lijkt in zicht.