Putters (SCP): Kabinetsbeleid heeft ankerpunten nodig
Aan de onderhandelingstafel geldt hij misschien wel als de belangrijkste gast. Professor Kim Putters (1973), directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), pendelt deze periode geregeld tussen zijn kantoor aan het stadsbos en het Haagse Binnenhof even verderop. Om de staat van Nederland toe te lichten.
Als iemand de maatschappelijke situatie van Nederland kan duiden, dan is het wel de baas van het SCP. In tijden van groeiende maatschappelijke onzekerheid is er van alle kanten honger naar de expertise van het wetenschappelijk instituut. In turbulente tijden geven feiten en cijfers immers vaste grond onder de voeten.
In hoeverre heeft u aan de onderhandelingstafel iets in de melk te brokkelen?
„Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft de taak feiten, cijfers en analyses op tafel te leggen over de belangrijkste maatschappelijke kwesties in het land. Maar het is aan de mensen aan tafel zelf hoe ze die informatie tot zich nemen. In die zin heb ik een informerende rol. Maar door een gesprekskader neer te zetten, kun je in zo’n rol wel sturend zijn.”
Wat zijn volgens u belangrijke thema’s waar in de formatieperiode over nagedacht moet worden?
„Die liggen op twee terreinen van onzekerheid. Aan de ene kant de economische onzekerheid, met name voor een aantal groepen in de samenleving. Er is een groot verschil tussen hoog- en laagopgeleiden. De kans op een vaste baan en scholing is bij de ene groep groter dan bij de andere.
Aan de andere kant speelt de culturele onzekerheid, die te maken heeft met integratie, religie en identiteit.
Voor de komende jaren is een gemeenschappelijke politieke visie nodig, waarbij het wezenlijk is om ankerpunten op papier te zetten. Waar de politiek aan vasthoudt en waar burgers de politiek op kunnen bevragen. Onderzoek van het SCP laat zien dat de samenleving behoefte heeft aan een breder verhaal, bijvoorbeeld over solidariteit in een inclusieve samenleving, duurzaamheid en brede welvaart. Dat geeft de politiek een kader om te blijven communiceren met de samenleving. Daartoe kan het kabinet in het regeerakkoord een leidmotief formuleren, als houvast voor de komende jaren.
Tegelijkertijd: in de loop der jaren zijn onze verwachtingen van de politiek steeds hoger geworden. Dat heeft ook te maken met de tijd van de verzuiling, toen verantwoordelijkheden nog veel meer gedeeld werden met burgers, hun eigen maatschappelijke organisaties en bedrijven. Maar de politiek kan niet alles waarmaken.”
Is er in die zin sprake van een zekere heimwee naar de tijd van de verzuiling? Waarin gemeenschappelijke zekerheid nog meer vanzelfsprekend was?
„Voor de ontzuiling waren verantwoordelijkheden veel meer verspreid over maatschappelijke organisaties, burgers, overheden en bedrijven. Er is wat dat betreft veel veranderd. Maatschappelijke structuren vangen veel minder op. Dat proberen we weer een beetje op te zoeken, kijk maar naar de zorgcorporaties en het buurtwerk. Maar of dat heimwee naar de verzuiling is? Ik noem het eerder heimwee naar het probleemoplossend vermogen van de samenleving. Waarbij een zoektocht gaande is naar hoe we verantwoordelijkheden kunnen spreiden en wat daarbij de rol is van de politiek.
Vergeet niet dat de verzuiling ook een keerzijde had. Mensen leefden betrekkelijk langs elkaar heen – en niet altijd op een vriendelijke manier. Het leidde ook tot uitsluiting als je niet bij een groep hoorde. De samenleving van vandaag is opener. Zeker jonge mensen leggen sneller contacten. Wat dat betreft is er van heimwee naar de verzuiling geen sprake.”
Over dat laatste: opvallend is dat ook seculiere politici vast willen houden aan de joods-christelijke cultuur. Dat is opmerkelijk voor een land dat zo snel geseculariseerd is. Hoe verklaart u dat?
„Daar is niet echt één verklaring voor te geven. Wat zeker meespeelt, is dat er groepen onze samenleving binnenkomen die zich erg bewust zijn van hun traditie en afkomst. Dat zet ons aan het denken: Waar komen we zelf vandaan? En wat bindt ons eigenlijk in dit land? De joodse en christelijke tradities zijn daar zeker een onderdeel van, maar het heeft ook te maken met hoe er in ons politieke systeem ruimte is gemaakt om die tradities in vrijheid te beleven.
In onze Grondwet is een aantal vrijheden verankerd, zoals de vrijheid van godsdienst en van meningsuiting, die de kern raken van onze Nederlandse identiteit en vrijheid. Dat realiseren we ons op het moment dat ze door mensen met een andere culturele achtergrond worden aangetast.
Die politieke bewustwording komt overigens wel wat laat. Om te begrijpen hoe de samenleving in elkaar steekt, zijn vakken als geschiedenis en maatschappijleer fundamenteel. Juist die vakken zijn jarenlang naar de achtergrond verschoven.”
De partijen die nu met elkaar om de tafel zitten vertegenwoordigen in het algemeen de ”optimistische kiezer”. Is dat op termijn geen katalysator voor nog meer onvrede en boosheid jegens het politieke systeem?
„Het beeld van de optimistische versus de pessimistische kiezer, ligt wel wat genuanceerder. Het is waar dat bijvoorbeeld VVD- en D66-stemmers overwegend positief zijn, maar je ziet dat verschillende partijen erin slagen om in alle lagen van de bevolking stemmen te halen. Het beeld dat alleen hoogopgeleide kiezers vertegenwoordigd worden, behoeft dus nuancering.
Geen enkele coalitie kan het zich bovendien permitteren om zich slechts op een deel van de samenleving te richten. Het toekomstige kabinet heeft dus de zware verantwoordelijkheid om verbinding met de rest van de samenleving te maken.
Waar het op aankomt, is de kracht van ons politieke systeem, waarbij de evenredige vertegenwoordiging en een meerderheidsregering elkaar versterken, maar er ook voldoende ruimte bestaat voor tussentijdse inspraak door burgers.”
De Raad van State plaatste onlangs kritische kanttekeningen bij referenda en waarschuwt voor ”ondoordachte vermenging” van de ”vertegenwoordigende democratie” en ”volksdemocratie”. Waardeert de Raad van State de betrokkenheid van burgers niet te negatief?
„Laat ik vooropstellen: de Raad van State heeft een ontzettend belangrijke taak in het bewaken van onze politieke en democratische instituten. De basis voor onze samenleving is het systeem van checks and balances, en die moet wel op orde zijn. Als de Raad van State dat niet doet, wie dan wel?
Tegelijkertijd is er in de afgelopen decennia steeds meer aandacht gekomen voor de vraag of instituties met de tijd mee kunnen bewegen. Daar is veel denk- en veerkracht voor nodig. Neem bijvoorbeeld het Oekraïnereferendum. Die was met veel mist en onzekerheden omgeven. Er moeten duidelijke spelregels zijn, zowel voor referenda op nationaal niveau als referenda op lokaal niveau. Anders leiden ze vooral tot teleurstellingen en boosheid.
Het is daarom belangrijk om in het voorlopige denkproces te focussen op randvoorwaarden, zoals duidelijke informatievoorziening aan burgers en spelregels over wat er met uitkomsten van referenda wordt gedaan en afspraken over hoe de rechten van andersdenkenden geborgd zijn. Ik heb geen concrete oplossing, maar weet wel dat met de huidige technologische ontwikkelingen en de beschikbare informatie, burgers in staat zijn om ook zonder de bestaande instituties hun stem te laten horen.”