Cultuur & boeken

Satirisch, moralistisch, medemenselijk

Titel:

Gert van de Wege
25 February 2002 10:49Gewijzigd op 13 November 2020 23:26

”De correcties”
Auteur: Jonathan Franzen; vert. van ”The Corrections” door Marian Lameris, Gerda Baardman en Huub Groenenberg
Uitgeverij: Prometheus, Amsterdam, 2001
ISBN 90 446 0047 8
Pagina’s: 504
Prijs: € 26,59. ”De correcties” van de Amerikaan Jonathan Franzen (1959) is een breed opgezette familieroman die volgens veel critici hét boek van het jaar 2001 was. Of Franzen de opvolger is van Thomas Mann met zijn Buddenbrooks, zal de tijd uitwijzen. Maar zijn boek is zonder twijfel een vermakelijke satire op het moderne leven, met een slot dat onvergetelijk is: het is ernstig zonder sentimenteel te zijn, het is moralistisch in exact de juiste dosering.

Het is voor een auteur niet zo moeilijk om een vrolijk boek te schrijven ten koste van zijn personages. Zeker als die personages bekrompen en kleinzielige burgers uit de middenklasse zijn. In de Nederlandse literatuur is Hildebrand een goed voorbeeld. De manier waarop hij zijn familie Stastok neerzet, maakt het de lezer wel erg makkelijk om zich te verkneukelen over die Hollandse kleinburgers, voor wie deugdelijk gedrag en een dagelijks borreltje (exact op tijd, elke dag weer) de hoogste levenswaarden zijn.

Toch vraag je je als lezer wel eens af waaraan de schrijver het recht ontleent om zo’n superieure positie in te nemen, of hij eigenlijk niet een aspect van zichzelf aan het bestrijden is, en of zijn ironische glimlach eigenlijk niet heel erg gemakkelijk is. Want het is aanzienlijk moeilijker om te laten zien dat die grijze muizen de moeite waard zijn, dat er achter dat masker van bekrompenheid een op een of andere manier sympathiek mens schuilgaat. Dat is het knappe van een roman als ”Koningskinderen” van C. Rijnsdorp: dat hij waarmaakt dat al de figuren in zijn boek, hoe onbenullig ook, eigenlijk Koningskinderen zijn. Het zorgt ervoor dat zijn boek mild is en dat zijn ironie niet omslaat in verachting.

Hoe dat bij ”De correcties” ligt, is niet direct te bepalen. Het boek vertelt het eenvoudige verhaal van de Amerikaanse familie Lambert uit het middenwesten van de Verenigde Staten. Vader Alfred, vroeger ingenieur bij de spoorwegen, is met pensioen en slijt zijn dagen in zijn vaste stoel in het souterrain. Moeder Enid, die in voortdurende angst leeft anders te zijn dan haar vriendinnen, probeert steeds alle onaangenaamheden uit haar leven weg te denken. Maar hoe meer Alfred aan Parkinson lijdt en gaat dementeren, hoe moeilijker dat wordt.

Anhedonia
De kinderen zijn het ouderlijk provincialisme ontvlucht, maar zijn ook niet gelukkig. Oudste zoon Gary leeft welvarend, maar wordt voortdurend bedreigd door depressies; bovendien lijdt hij aan ”anhedonia”: het onvermogen om plezier te beleven aan plezierige zaken. Hij zit ook nog eens onder de duim van zijn vrouw, die weinig op heeft met de ouderwetse zuinigheid van de familie Lambert. De tweede zoon, Chip, was een succesvolle, postmoderne hoogleraar, maar na een affaire met een studente raakt hij verzeild in de criminele invloedssfeer van een Litouwse oplichter. Dochter Denise ten slotte heeft veel succes als topkok, maar heeft een ongelukkig liefdesleven.

Franzen beschrijft de levens van ouders en kinderen uitgebreid, veelal via terugblikken op hun leven. Hun ongelukkigheid is daarin het gemeenschappelijke, maar terwijl de ouders verstard zijn in moralisme en burgerlijkheid (van het soort dat bepaald wordt door wat hoort omdat de buren het doen, tot naar de kerk gaan toe), doen de kinderen alles wat bijna of helemaal verboden is, maar uiteindelijk ook geen geluk geeft. Zo zijn de verschillen tussen de generaties duidelijk.

Nadat Franzen aldus in de verschillende familieleden de Amerikaanse maatschappij heeft gekritiseerd (de genotzucht, het materialisme, de goedkope maatschappijkritiek van de postmodernen) is hij 400 bladzijden verder. Als lezer ben je dan op het punt dat je twintig keer of meer hebt gegrinnikt, vanwege de satirische bril die Franzen je opzet - maar steeds kon je niet al te uitbundig lachen, omdat je tegelijk de naargeestigheid van het geheel besefte. Overigens heb je dan ook passages achter de rug die bladzijden lang uitweidden over personen of gebeurtenissen die min of meer toevallig in het boek terechtgekomen leken, en gedeelten die soms te opzichtig kolderiek waren. Het verhaal over de dokter die Enid een soort partydrug voorschrijft om haar van haar slapeloosheid en andere problemen af te helpen, valt bijvoorbeeld uit de toon. Je hebt veel breed uitwaaierende, barokke zinnen gelezen, en je weet dat Franzen een goede stilist is; al zijn er gek genoeg ook zinnen die rechtstreeks van een ambtenaar op het gemeentehuis afkomstig lijken. Of zou dat aan de vertalers liggen?

Kerstmaal
Dan komt, in de laatste 100 bladzijden, de scène die het hele boek door is voorbereid. De grote wens van moeder Enid gaat in vervulling: de hele familie is bijeen tijdens de kerstdagen van 2000. Al komt Chip pas op het laatste moment uit Litouwen, al neemt Gary zijn zoontje Jonah, Enids lievelingskleinkind, niet mee, en al is Denise ontslagen en gescheiden. In deze bladzijden neemt Franzen het familieleven in engere zin onder de loep. Het clichématige samenzijn tijdens de maaltijd wordt uiteraard een flop. Gary is ruzieachtig en Alfred stort helemaal in, figuurlijk en mentaal, maar ook letterlijk: „Toen hij opstond, zakte hij door zijn been, viel op de grond en trok zijn bord, placemat, koffiekopje en schoteltje mee. De klap had wel de laatste maat van een symfonie kunnen zijn. Hij lag op zijn zij tussen de puinhopen als een gewonde gladiator, een gevallen paard.”

Maar behalve de hatelijkheden en het consequente langs elkaar heen praten, komen hier ook andere aspecten van het familieleven boven water: de altijd verborgen liefde van Alfred voor Chip, de zorg van Denise voor haar incontinente vader, het besef dat bij haar opkomt: „hoe kon je nog met goed fatsoen ademhalen, laat staan lachen of slapen of goed eten, als je je er geen voorstelling van kon maken hoe moeilijk het leven van een ander was?”

Het slot van ”De correcties” thematiseert op die manier prachtig de onderlinge relaties in een gezin. Het gaat over de grenzen tussen zorgzaamheid en privacy, over liefde en terughoudendheid - en het is niet in de laatste plaats een pleidooi voor onderling begrip, ook tussen generaties. Hier blijkt de ware aard van Franzens satire: zijn moralisme (aan het genre eigen) heeft een positieve spits, zijn ironie blijft aan deze zijde van de minachting.

Koppig
Het laatste gedeelte van dit boek moet men eenvoudig zelf lezen. Het is een aangrijpend stuk literatuur. De inmiddels hevig demente Alfred blijft tot het einde toe wat hij was, koppig namelijk; maar die koppigheid wordt hier zeer ontroerend, omdat Alfred met zijn laatste resten bewustzijn nog protesteert tegen de vernedering die zijn dementie voor hem betekent. Ook al is na Alfreds dood het leven van de andere gezinsleden iets veraangenaamd, uitzicht uit de alledaagse ellende biedt ”De correcties” niet. Maar dat is ook niet wat de auteur heeft gewild; hij heeft iets willen tónen. En, hoewel er dingen in zijn boek staan die men anders zou willen zien, daarin is Franzen geslaagd: ”De correcties” is een grootse verbeelding van het moderne leven, van de maatschappij en het gezin, van de mensen anno 2000.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer