Minderheden houden Islamabad aan het lijntje
Ultimatum na ultimatum verstrijkt, maar de etnische minderheden in het zuiden van Pakistan die ervan verdacht worden Taliban-strijders onderdak te bieden, blijven hun overeenkomst met de Pakistaanse regering met voeten treden.
In ruil voor amnestie zouden alle buitenlanders in de regio zich laten registeren; de plaatselijke leiders hebben ook gegarandeerd dat er vanaf Pakistaans grondgebied geen aanvallen meer zullen worden uitgevoerd tegen Afghanistan. Maar van die beloften kwam tot nog toe weinig terecht.
Islamabad staat onder druk; de Afghaanse president Hamid Karzai en Amerikaanse vertegenwoordigers hebben er in bedekte termen mee gedreigd dat het Amerikaanse leger in actie zal komen als Pakistan niet meer bereikt.
De Pakistaanse overheid begon in maart met militaire operaties tegen Taliban-strijders op haar grondgebied, maar sloot op 25 april een akkoord met de opstandige stammen in zuidelijk Waziristan die ervan verdacht worden de Taliban onderdak te bieden. Ze deden dat op initiatief van plaatselijke parlementsleden, met de steun van de zes religieuze partijen die meer dan eenderde van de Pakistaanse parlementszetels bezetten. De buitenlandse strijders zouden amnestie krijgen en op het grondgebied van de etnische minderheden kunnen blijven.
Het ultimatum voor het overhandigen van de persoonsgegevens van buitenlanders werd gesteld op 30 april. Die dag kwam en ging. Nek Mohammad, de Afghaanse krijgsheer die nog steeds zegt trouw te zijn aan Taliban-leider Mullah Omar, onderhandelde nog wat en kreeg een nieuw ultimatum: 7 mei. Ook die datum verstreek, om te worden gevolgd door een nieuw ultimatum: 14 mei. Na het verstrijken van de laatste deadline is er vooralsnog geen nieuw ultimatum afgesproken.
De buitenlandse strijders die met de Taliban sympathiseren en van wie een deel lid van al-Qaida zou zijn, aarzelen om hun gegevens en vooral hun foto’s af te geven. Het zou gaan om Oezbeken, Tsjetsjenen, Oeigoeren uit de Chinese regio van Xinjiang en mensen uit andere landen in Centraal-Azië en het Midden-Oosten. Zij vrezen dat Pakistan de gegevens zal doorspelen aan de Verenigde Staten en dat die ze op hun beurt zullen delen met de autoriteiten van hun landen van herkomst.
Ook aan de tweede voorwaarde werd niet voldaan: Pakistan kreeg alleen een mondelinge belofte van de stammenleiders dat de Taliban, al-Qaida-leden en anderen het Pakistaanse grondgebied niet zullen gebruiken voor aanvallen op Afghanistan.
Intussen staat Islamabad onder enorme druk van de machthebbers in Afghanistan. De autoriteiten in Kabul -van president Hamid Karzai en VS-ambassadeur Zalmay Khalilzade tot de plaatselijke Amerikaanse legercommandant- dringen erop aan dat Pakistan grootschalige militaire acties onderneemt tegen iedereen die de regio’s van de Pakistaanse stammen gebruikt als uitvalsbasis voor aanvallen op Afghanistan.
Pakistan bevindt zich in een uiterst complexe situatie. Sinds 11 september 2001 is de regering van president Pervez Musharraf een trouwe bondgenoot van de VS. Musharraf predikt een moderne en gematigde islam in eigen land en daarbuiten. Hij staat ook op de dodenlijst van al-Qaida - hij overleefde al drie aanslagen. Maar tegelijk moet hij op het leger steunen, dat dertig jaar lang aan de kant van radicale islamisten stond. Niemand weet hoeveel militairen sympathiseren met de Taliban, al-Qaida of andere fundamentalisten. Het is de onbekende factor in de Pakistaanse politiek. Wat de opinie van de man in de straat betreft, zou Pakistan intussen wel eens een van de meest anti-Amerikaanse landen ter wereld kunnen zijn.
Het militaire optreden van Pakistan tegen de Taliban werd eerder stopgezet omdat het leger te veel verliezen leed: zestig doden tegenover veertig slachtoffers bij de rebellen. Het risico op een algemene opstand van etnische minderheden werd ook te groot. Maar ook de strategie van het sluiten van akkoorden met de minderheden zet voorlopig geen zoden aan de dijk.