Christelijk geloof en dwang onverenigbaar
Niet in de eerste plaats Gods geboden opleggen aan anderen, maar onze bewogenheid met de naaste tonen, dat is de tolerantie van het heil, schrijven Thomas van Dijk, Hans Teerds en Jacco Zwemer.
Wie zijn geloofsovertuiging serieus neemt, lijkt het zwaar te krijgen in het - vanwege het moslimfundamentalisme getraumatiseerde - Westen. Allerwegen worden parallellen getrokken tussen de strenge geloofsovertuiging van extremistische moslims en bijbelgetrouwe christenen. Onterecht, want hoe helder in het Evangelie ook de ene Weg tot behoud klinkt, ten opzichte van de omgang met de naaste is het christelijk geloof fundamenteel tolerant.
Dr. A. Klink, directeur van het wetenschappelijk bureau van het CDA, stelde onlangs in een lezing over religie en tolerantie dat in het evangelie de oproep tot verdraagzaamheid de centrale notie is. Deze stellingname werd door Klink onderbouwd met een betoog over verinnerlijking en radicalisering van de ethiek. De Bergrede leert ons dat we met de handhaving van de geboden niet de kern van de zaak te pakken hebben. „Niet het uiterlijke gedrag is voor Christus eerste aangrijpingspunt voor zijn boodschap, maar de diepste drijfveren van mensen. Daarom roept Hij mensen op tot inkeer en bekering. Dat heeft verstrekkende gevolgen. Want juist die verinnerlijking van de ethiek zorgt voor een klimaat waarin niet het oordeel, maar het appèl centraal staat”, aldus Klink. De oproep van Jezus aan hen die zonder zonden zijn om de overspelige vrouw te stenigen, leidt dan ook tot het vrij heengaan van de vrouw. Ook Jezus stenigt haar niet. De liefde is de norm, de geboden scheppen ruimte waarin de mens tot inkeer kan komen.
Open gesprek
Als dit inderdaad de diepste drijfveren van christenen zijn, is een Taliban-imago zeker niet terecht. Hoe maken we dit echter duidelijk aan mensen die deze inspiratiebron niet kennen? De enige manier is goede communicatie. Een open gesprek maakt het mogelijk anderen een eerlijk oordeel te laten vellen. We moeten ons afvragen of dit gesprek momenteel wel goed verloopt. Als niet-christenen ons vragen naar onze ware aard, moeten we niet in de eerste plaats spreken over de geboden, maar over het Evangelie. Is het anders wel de liefde die ons drijft? Niet in de eerste plaats Gods geboden opleggen aan anderen, maar onze bewogenheid met de naaste tonen, dat is de tolerantie van het heil. Dat moet in alle vormen van het gesprek de boventoon voeren. Om het met prof. dr. A.A. van Ruler te zeggen: „In de staat met de bijbel is tolerantie méér dan concessie (…), maar ten volle een zaak van confessie.”
Dat dit vaak mis gaat is duidelijk. Hoe vaak laten we in persoonlijke gesprekken niet kansen liggen? Hoe vaak gaat het gesprek niet over uiterlijke zaken in plaats van over de kern? Hebben we het dan niet mede aan onszelf te danken dat de buitenwacht een negatief imago van ons heeft? En als het gesprek op persoonlijk niveau al vaak misloopt, is het niet verwonderlijk dat de toonzetting in andere verbanden ook te wensen overlaat.
In dit gesprek moet iedere christen zich oefenen, te beginnen op persoonlijk niveau. Daarvoor is het nodig onbevooroordeeld te kunnen luisteren en dat we anderen in hun waarde laten (nederigheid), kortom: dat we echte verdraagzaamheid praktiseren. Dat betekent niet dat we de waarheid tekort doen. Juist niet, in een open dialoog krijgen beide partijen de kans hun diepste overtuigingen te uiten. De volgende denkrichtingen vormen handvatten om het gesprek vorm te geven.
Overtuigen
De eerste denkrichting behelst direct de kern van het christelijke geloof. Wij geloven in een absolute waarheid, maar deze waarheid is een Persoon: Christus. Dat maakt het verschil. De waarheid van de Zoon van God vraagt in elke nieuwe context een nieuwe vertaling. Hij is geen programma en zal ook nooit oproepen tot een ’totalitair programma’. Daarbij komt dat de Waarheid ook de Gekruisigde is. Dat behoedt ons voor overmoed, het geeft een nederige houding.
De tweede denkrichting heeft te maken met het karakter van het Evangelie. Christelijk geloof en dwang verenigen zich niet met elkaar. Met machtsmiddelen zullen we de ander nooit voor Wet en Evangelie kunnen winnen. De ander zal slechts overtuigd kunnen worden door God Zelf, door de werking van de Geest. Vanuit dat besef moeten we de ander benaderen. Toch staan we niet met lege handen. Het krachtigste wapen van een christen is het gebed. Het gebed maakt dat we ’afhankelijk’ het gesprek ingaan.
Dat wij persoonlijk de ander niet kunnen overtuigen hoedt ons voor twee zaken. Allereerst laat het ons beseffen dat ook wij overtuigd moesten worden: er is dus geen reden voor betweterigheid. Vervolgens hoedt het ons voor de gedachte dat we de ander koste wat het kost moeten overtuigen. Een gesprek voeren met het doel om het te ’winnen’ is geen goede gesprekshouding. De ander zal zich niet serieus genomen voelen en het gesprek zal daarmee ook voorbij zijn.
Dat een gesprek slechts gebaseerd kan worden op overtuiging moet niet krampachtig opgevat worden. Het maakt de omgang met de ander juist ontspannen en vol van hoop. De gesprekken die we voeren staan in het teken van Zijn Koninkrijk. Dat doet ons beseffen dat we er niet alléén voorstaan. We mogen onze gesprekken aangaan in de verwachting van de Geest, die de wereld (dit sluit niemand uit!) overtuigt.
De auteurs waren lid van de lustrumcommissie van de CSFR (2001). Het thema tolerantie stond centraal bij het CSFR-congres ”Geloven in de toekomst”.