Liefde sleutelwoord bij inwijden kinderen in heilsleer
Kinderen worden gevormd door godsdienstige ervaringen in de eredienst. Het is daarom belangrijk dat kerken zich bewust zijn van hun rol bij de christelijke opvoeding. Liefde is daarbij het sleutelwoord, stelt Gertrude de Regt.
In onze reformatorische kerken zitten over het algemeen veel kinderen. Jong en oud zitten onder de bediening van Gods Woord. Dat is een kostbaar moment. Die gemeenschap van jong en oud is belangrijk. Het is een goed principe om kinderen tijdens de dienst in de kerk te houden en geen aparte kindernevendienst te organiseren.
Het leven in onze samenleving is gefragmenteerd; bijna alles is opgedeeld in activiteiten voor doelgroepen. Kinderen zitten met leeftijdgenoten in de klas, op zwemles, op de kinderclub of zondagsschool. Maar ’s zondags, tijdens de eredienst, zitten de generaties samen onder het Woord van God. De levende God wil mensen daar ontmoeten, de groten en de kleinen. In de kerk wordt niet alleen over God gepreekt, Hij is er ook aanwezig met Zijn Geest. Deze Geest hebben kinderen nodig om van dood levend gemaakt te worden, opdat ze hun hoop op God zouden stellen en Zijn daden niet zouden vergeten (Psalm 78).
Door de doop zijn kinderen opgenomen in de gemeente. Ze hebben het teken van Gods verbond ontvangen. Het is de taak van ouders en gemeente om hen in te wijden in de heilsleer van het Oude en Nieuwe Testament. Het is de verantwoordelijkheid van de ene generatie ten opzichte van de komende generatie.
Zoals Jozua een gedenkteken oprichtte in de Jordaan, zo wordt er elke zondag in de kerk een gedenkteken opgericht. De predikant stalt immers de heilsleer van het Oude en Nieuwe Testament uit. Duidelijk zichtbaar en hoorbaar voor iedereen. De ouders hebben de taak om hun kind erop te wijzen, erover te vertellen, hun vragen te beantwoorden. De moeders, maar zeker ook de vaders. Zij zijn de priester in het gezin. Ouders geven zo gestalte aan wat ze hebben beloofd bij de doop van hun kinderen: „of gij niet belooft en voor u neemt, dit kind, als het tot zijn verstand zal gekomen zijn (…) in de voorzeide leer naar uw vermogen te onderwijzen, te doen en te helpen onderwijzen.”
Lammeren
Gods opdracht voor predikanten is niet alleen „Weidt Mijn schapen”, maar ook: „Weidt Mijn lammeren.” Dat heeft een toespitsing naar het geestelijke leven, maar een predikant heeft in de voorbereiding ook als taak om aan de kinderen te denken. Hij kan nadenken over wat hij de kinderen en jongeren mee wil geven. Dan gaat het niet zomaar om een opmerking tussendoor. Het gaat om de kern van de preek en op welke manier die betekenis heeft voor kinderen. Het is goed om ons te realiseren dat nieuwe dingen moeten aansluiten bij de ervaringen die kinderen al opgedaan hebben. Als een predikant probeert in de schoenen van kinderen te gaan staan, hun leef- en gedachtewereld kent en voor hen herkenbare taal gebruikt, kan hij een brug slaan tussen Gods Woord en hun leven. Het is belangrijk dat hij hen persoonlijk aanspreekt, laat merken dat hij hen ziet in de kerk. God ziet hen ook, Hij wil ook hen ontmoeten.
Kinderen denken concreet. Ze zijn nog niet in staat om abstracte begrippen te begrijpen. Daarom zijn beelden belangrijk. Een predikant hoeft geen ‘kinderpreek’ te houden. Maar als hij erin slaagt om de kernboodschap voor kinderen aan de hand van een voorbeeld duidelijk te maken, geeft hij ouders al een goed aanknopingspunt om erop terug te komen.
Een goed hulpmiddel om kinderen tijdens de dienst betrokken te laten zijn, zijn meeschrijfboekjes. Wanneer ouders aansluiten bij wat het kind zelf heeft geschreven, ontstaat er gemakkelijker een gesprek dan wanneer de ouders uit zichzelf beginnen. Wat natuurlijk niet wegneemt dat ook hun ervaringen verteld mogen worden. Laat kinderen maar merken wat het Woord in het leven van hun ouders doet. Het is een zegen als ze dan ervaren dat het een levend Woord is dat mensen verandert.
Vaak wordt de preek als de kern van de eredienst gezien. Kinderen ervaren de kerkdienst integraal, dus niet alleen wat er gezegd wordt in de preek, maar ook de aardige mevrouw van wie ze altijd een snoepje krijgen, het versje dat ze kennen, de collectezak die rondgaat, de stem, houding en gezichtsuitdrukking van de dominee of de ouderling. Al die dingen geven een indruk van de dienst van de Heere.
Inscherpen
Zojuist citeerde ik al de opdracht uit het doopformulier, om de kinderen te onderwijzen, te doen en te helpen onderwijzen. Deze woorden geven aan dat ouders er niet alleen voor staan in de godsdienstige opvoeding van hun kinderen. Er zijn in het leven van kinderen allerlei verschillende leermomenten die te maken hebben met het christelijk geloof. Dat is belangrijk. Door al die momenten van lezen uit de Bijbel, samen bidden, zingen en gesprekken voeren, wordt er een bedding gecreëerd voor de Woordverkondiging. Het is zoals bij de bedding van een rivier: het is een pad waarlangs het water volgens een bepaalde route zijn weg gaat.
Zo worden godsdienstige ervaringen van kinderen in de loop van de tijd in vaste banen geleid, waardoor denkpatronen ontstaan. Als kinderen jong met de Bijbel grootgebracht worden, ontwikkelen ze een denkkader waarin nieuwe dingen en begrippen steeds een plaats kunnen krijgen. Dat is in feite wat in Deuteronomium 6:7 wordt bedoeld met ”inscherpen”.
Dat gebeurt op allerlei momenten van de dag. Zo zal een kind het Woord niet alleen horen, maar het ook zien en ervaren. Het is een bekend gegeven dat een boodschap die tot ons komt, maar voor zo’n 20 procent overgebracht wordt door mondelinge communicatie. Wat kun je je nog herinneren uit je vroege kinderjaren? Meestal niet wat mensen zeiden, wel wat ze deden of hoe ze je behandelden. Het Woord wordt ingescherpt door mensen die dagelijks met het kind optrekken en een voorbeeld zijn van het leven met de Heere. Wat een opdracht. Maar de Heere wil het zegenen.
Zij brachten de kinderen tot Hem
Liefde is een taal die sterk binnenkomt bij kinderen. Het is de sleutel tot hun hart. Als er iemand was die dat gezien heeft, was het de Heere Jezus Zelf. Toen volwassen mensen kinderen tot Hem brachten, was Hij verontwaardigd over de houding van de discipelen. Hij zei niet: nu, vooruit maar, laat ze maar even komen. Ze waren meer dan welkom bij Hem. Hij omving ze met Zijn armen en zegende hen. Er staat niet in de Bijbel wat Hij zei. Zijn liefde sprak uit wat Hij deed. Voor Hem hingen kinderen er niet maar een beetje bij. Hij stelde hen zelfs als voorbeeld: Zo wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt gelijk een kindeken, die zal in hetzelve geenszins ingaan.
De auteur is jeugdwerkadviseur bij de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten. Dit is een bewerking van de lezing die ze vorige week hield op het congres ”’Samen opvoeden?!” van de Reformatorische Oudervereniging.