Te grote verschillen Nederlandse scholen
De kwaliteitsverschillen tussen middelbare scholen zijn internationaal gezien nergens zo groot als in Nederland. Daardoor laat het onderwijs in ons land te veel talenten van leerlingen en studenten onbenut, constateert de Inspectie van het Onderwijs in een woensdag verschenen rapport.
„Op dit moment maakt het voor de toekomst van leerlingen te veel uit op welke school ze terechtkomen”, stelt de inspectie. In het basisonderwijs blijken leerlingen van sommige scholen gemiddeld tien tot twintig punten lagere resultaten te halen op de eindtoets dan op andere scholen met dezelfde leerlingsamenstelling. Op middelbare scholen lopen de slagingspercentages sterk uiteen, van 75 tot 100 procent.
De kwaliteitsverschillen worden deels veroorzaakt doordat scholen vaak niet genoeg bevoegde leraren voor de klas hebben. Op slechts 15 procent van de scholen worden alle lessen gegeven door gekwalificeerde docenten. Ook de kansenongelijkheid tussen kinderen van laag- en hoogopgeleide ouders blijft volgens de inspectie een probleem.
De onderwijsinspectie stelt ook vast dat de prestaties op Nederlandse scholen achteruitgaan vergeleken met veel andere landen. Dat geldt vooral voor rekenen in het basisonderwijs. Ook op middelbare scholen lopen de wiskundeprestaties verder terug. De gemiddelde prestaties op scholen verslechteren volgens de inspectie voor een belangrijk deel doordat het aantal toptalenten in klassen is terugloopt. Toch zijn de gemiddelde prestaties in het Nederlandse onderwijs vergeleken met veel andere landen nog altijd hoog.