Column (ds. J. Belder): Verdoold
Waar kan een klein land groot in zijn? In heel wat dingen, maar zeker in zijn wegennet. Je kunt in Nederland uren onderweg zijn.
Dat ondervonden wij weer eens in de nacht van vrijdag op zaterdag. Noeste werkers timmerden bij nacht en ontij aan de weg. Een woud aan borden deed zijn best het verkeer in goede banen te leiden. Dat lukte ten dele. Enkele ongelukkigen hadden zich muurvast gereden in een bussluis. Anderen stonden in de nachtelijke kilte treurend naast hun gestrande auto. „Die zijn zeker door hun laatste druppel brandstof heen”, dacht mijn echtgenote hardop.
Ondertussen volgden wij nog steeds de bordjes met letter A. In de dichte nabijheid van Schiphol sloeg ook bij ons verwarring toe. De borden hielden op. De maan was helder, maar de weg bedenkelijk breed. Wat het meest beklemde was de afwezigheid van andere weggebruikers. „Zagen we iets over het hoofd?” informeerde ik voorzichtig bij echtgenote. „We rijden toch niet op een start- of landingsbaan van Schiphol? Waar zijn we eigenlijk…?”
Pas veel later doken er weer bordjes met de letter A op. Ondertussen hadden we gezelschap gekregen van zijinstromers van links en rechts, maar toen verkeerden we al ter hoogte van Almere-stad. Staat die A voor Afsluitdijk?
Onwillekeurig dacht ik aan het verhaal van die twee zwaar beschonken matrozen. Eveneens verdwaald. In een hun onbekende stad. Hoe vind je dan de weg naar je schip nog terug? Wie ze ook vroegen, niemand kon helpen. Wacht, misschien weet dat statig heerschap aan de overzijde van de weg raad. Luidruchtig wenkten ze de man. „Hé, jij daar… Weet jij soms hoe we ons schip terugvinden?” De geüniformeerde heer –hun eigen gezagvoerder– liep rood aan van woede. Zijn ogen vlamden. Bits klonk uit zijn mond: „Weten jullie wel wie ik ben?!” De dronkenmannen keken elkaar verbouwereerd aan. Zegt de een tegen de ander: „Nu hebben we echt een probleem, hij weet niet wie hij is en wij weten niet waar we zijn…”
Je zou er hartelijk om moeten lachen als het niet zo tragisch actueel was. Hele volksstammen zijn de weg kwijt. De Weg met hoofdletter. Kerken en kerkmensen sjokken achter allerlei zogenaamd diepzinnige redeneringen aan, omarmen wat zich als wetenschappelijk aandient en hunkeren naar steeds weer iets nieuws. Maar echte vernieuwing is leven uit Christus. „Ik ben de Weg.” Genoeg aan Hem hebben zonder genoeg van Hem te krijgen.
Openbaart zich ook onder ons een gevaarlijk tekort aan zelfkennis? Godskennis en zelfkennis zijn als communicerende vaten, aldus Calvijn. Ofwel: Adam niet geleerd, Christus niet begeerd.