Doden horen
Johannes 11:17
„Jezus dan gekomen zijnde, vond dat hij nu vier dagen in het graf geweest was.”
De Heere Christus betuigde al eerder (Johannes 5:25): Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de ure komt en is alreeds, dat de doden de stem van de Zoon van God zullen horen, en die haar horen zullen, zullen leven. En dan zal ons lichaam blinken, heerlijker dan de zon.
Dit was dus een zwak en beginnend geloof van de beide zusters, dat, omdat hun broeder dood was en rook, de Heere hem nu niet weer kon opwekken. Nu de Heere dát verneemt, komt Hij niet spoedig, maar blijft Hij nog twee dagen weg, totdat Lazarus sterft. Toch spreekt Hij: „Deze ziekte is niet ten dode.” Het is alsof Hij wil zeggen: „Ik zou hem wel weer gezond willen maken, maar nu wil Ik dat niet doen, want dan zou het niet zo’n heerlijk werk zijn. En als Lazarus weer zo snel door Mij levend werd gemaakt, zou door Lazarus’ dood de macht, kracht en heerlijkheid van God en van de Heere Christus niet zo groots openbaar worden!”
Hij heeft Lazarus lief. En alles gaat zo recht menselijk en vriendelijk in zijn werk dat eenieder niets anders kan denken dan dat Christus een natuurlijke mens is. Zo heeft Hij ook de twee zusters lief. Toch neemt Hij Lazarus tot voorwerp waaraan Hij Zijn goddelijke kracht en heerlijkheid bewijzen wil.
Maarten Luther, hoogleraar in Wittenberg
(”Vanaf lijdenstijd en opstanding”, 1540)