Column: Chinese christenen leren ons niet te snel te klagen
China wil binnenkort camera’s ophangen in kerken in de provincie Zhejiang. Toen ik dat berichtje vorige week las, gingen mijn gedachten direct vijftien jaar terug in de tijd. Met twee medewerkers van de organisatie Trans World Radio waren we diep doorgedrongen in de binnenlanden van China. Doel van deze journalistieke reis was in contact te komen met leden van christelijke huisgemeenten. Hoe is het om de Naam van Christus te belijden in zo’n land? Hoe houd je het vol om steeds weer naar de marge te worden gedrukt? Over dat soort vragen moest het gaan.
Na een lange rit in het volstrekte duister van het Noord-Chinese platteland –straatverlichting is er niet– komen we op de plaats van bestemming aan. In een tochtige schuur zitten ongeveer twintig mensen bij elkaar. Een peertje verspreidt net voldoende licht om de bezoekers te kunnen observeren. Verweerde koppen, getekend door de last van jarenlange achterstelling. Maar ook jonge, frisse gezichten, met ogen die verwachtingsvol kijken naar die westerse christenen die belangstelling in hen tonen.
Het gesprek verloopt anders dan gedacht. Op onze vragen over hun achtergestelde positie en de vervolging van de laatste tientallen jaren komt maar mondjesmaat reactie. Aan alles is te merken dat ze liever niet spreken over de lastige situatie waarin ze zich bevinden. Integendeel, ze benadrukken dat hun kleine huisgemeente in de loop van de tijd sterk is gegroeid. En dat de Heere dorpsgenoten tot geloof en inkeer brengt. Ze stellen voor eerst samen een lied te zingen om God te verheerlijken.
Pas na sterk aandringen zijn ze bereid iets te delen over de soms moeilijke omstandigheden waarin ze zich bevinden. Met name de verhalen van de oudere gelovigen zijn schokkend. Wat hebben ze zware jaren gehad tijdens Mao’s Culturele Revolutie, in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. De Grote Roerganger zette een meedogenloze vervolging in.
De repressie waarover de jongere christenen spreken, is subtieler. Een begeerde plek op de universiteit mislopen, bijvoorbeeld. Of geen promotie op je werk, terwijl je als beste presteert. Dat soort zaken. Wat opvalt, is dat deze mensen op geen enkele wijze hun verontwaardiging uiten. Ook ontbreekt iedere vorm van zelfmedelijden of zelfbeklag. Heeft Jezus niet voorzegd dat Zijn volgelingen te maken krijgen met verdrukking? En moeten we niet ons kruis dagelijks opnemen en Hem volgen?
Al snel wordt de interviewer zelf aan een vraaggesprek onderworpen. Hoe snel groeit de kerk in Nederland? Het antwoord stelt hen zichtbaar teleur. En als het aantal christenen slinkt, dan zullen er toch wel wekelijks bidstonden zijn om vurig te bidden dat Gods Geest opnieuw krachtig zal werken? Hierop volgt een reactie die hen verbaast; ook al proberen ze die emotie te onderdrukken, beleefd als een Chinees altijd is. Als laatste volgt de vraag wat de journalist zelf merkt van achterstelling. Want in een situatie van toenemende secularisatie zal een christen het toch niet makkelijk hebben? Als we vertellen welke vrijheden Nederlandse christenen genieten, begrijpen ze het echt niet meer.
Regelmatig worden we in ons land geconfronteerd met plannen of wetten die haaks staan op Gods goede geboden. Voltooid leven, abortus, euthanasie: het zijn thema’s die wekelijks de pagina’s van onze krant en website halen. En terecht.
Maar als we als journalisten weer berichten over de zoveelste stap op het zogenoemde hellende vlak in onze samenleving en hieraan analyses wijden, moet ik vaak denken aan die ontmoeting met die Chinese christenen. Hun omstandigheden sporen hen aan om zich nog meer te verdiepen in de Bijbel. En om nog hartstochtelijker te bidden om de uitbreiding van Gods Koninkrijk. Nooit sterker dan daar en toen, voelde ik dat ook ik een verwende christen ben.
Niet alleen de via camera’s meekijkende Chinese overheidsspionnen, maar vooral wij als vrije westerlingen kunnen veel leren van de onderdrukte broeders en zusters.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van deze krant.