‘Jihadman’ moet proces in cel afwachten
Hoofdverdachte in het Haagse jihadproces Azzedine C. (34) - alias Abou Moussa - mag de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep niet in vrijheid afwachten. Dit heeft het gerechtshof in Den Haag maandag bepaald.
Advocaat André Seebregts had het hof afgelopen week gevraagd zijn cliënt onder strikte voorwaarden vrij te laten. C. zit momenteel afgezonderd op de terrorisme-afdeling van de extra beveiligde inrichting in Vught en zucht onder het zware gevangenisregime. Hij kreeg in december 2015 zes jaar cel aan zijn broek vanwege het werven van strijders voor de gewapende strijd, opruiing, deelname aan een criminele en terroristische organisatie, belediging en smaad.
Het gerechtshof bepaalde ook dat de Haagse ‘bekeerling’ Rudolph H. (27) - alias Abou Suhayb - voorlopig geen versoepeling van zijn publicatieverbod krijgt. De ‘mediaman’ van de organisatie had daarom gevraagd vanwege zijn studie. Hij kreeg eerder drie jaar cel, waarvan een voorwaardelijk. In tegenstelling tot C. werd hij na de aankondiging van zijn hoger beroep vrijgelaten, zij het onder strikte voorwaarden.
Het Openbaar Ministerie (OM) had zich „met klem” verzet tegen hun verzoeken. C. heeft zich volgens de aanklagers in de gevangenis als „gangmaker en opruier” ontpopt. In de zaak tegen H. vormt opruiing de kern van de aanklacht, reden waarom zij het belangrijk vinden dat hij zich niet publiekelijk kan uiten.
Ook Syriëganger Hicham el O. - veroordeeld tot vijf jaar - blijft gedurende zijn hoger beroep achter slot en grendel. Hij is met C. de enige die nog vast zit. In totaal draait het hoger beroep om zes personen.