Tribunaal hoort beroep van Bosnische Kroaten
De Kamer van Beroep van het Joegoslavië-tribunaal is maandagmorgen begonnen met het hoger beroep van de Bosnisch-Kroatische politiek en/of militieleiders Dario Kordic (43) en Mario Cerkez (45).
Hun proces in eerste aanleg, dat in april 1999 begon, leidde in februari 2001 tot de veroordeling van Kordic tot 25 jaar cel en van Cerkez tot 15 jaar wegens moord en andere oorlogsmisdaden. Die zijn gepleegd tijdens de oorlog van de Bosnische Kroaten tegen de Bosnische moslims, die in 1993 een hoogtepunt bereikte, met onder meer de massaslachting van Ahmici.
Zowel verdediging als aanklagers gingen tegen het vonnis in hoger beroep. Kordic’ advocaat Stephen Sayers beschuldigde de aanklagers er maandagmorgen van dat zij tijdens het proces in eerste aanleg materiaal in het voordeel van de verdachte hebben achtergehouden. Uit het achtergehouden materiaal zou volgens Sayers onder meer blijken dat Kordic helemaal geen militair leider was, maar een burger en een politicus.
Door het achterhouden van bewijs is een „essentiële” voorwaarde voor een eerlijk proces niet aanwezig. Het gedrag van de VN-aanklagers zou in nationale systemen reden tot ontslag kunnen zijn, zo betoogde Sayers.
De verdediging verwijt de rechters in eerste aanleg verder „talrijke fouten” te hebben gemaakt, qua feiten en qua toepassing van het recht.
Hoofdaanklaagster Carla Del Ponte is in hoger beroep gegaan vanwege de strafmaat en omdat Cerkez inzake Ahmici is vrijgesproken. Het tribunaal trekt drie dagen uit voor het hoger beroep in de Kordic/Cerkez-zaak.