Nederlandse weesmeisjes in Kaapstad
Op 20 maart 1688 vertrekt het VOC-schip de China van Goeree voor een maandenlange tocht naar Kaapstad. Aan boord zijn meerdere hugenoten die omwille van het geloof Frankrijk hebben verlaten. En acht Nederlandse weesmeisjes.
De meisjes zijn bedoeld als de bruiden voor de vrijgezelle mannen in de VOC-vestiging aan de Kaap. In Kaapstad zelf en op de boerderijen rond Kaapstad bestaat namelijk een schromelijk tekort aan Europese vrouwen.
De roman ”Het suikervogeltje” van Pauline Vijverberg, een in Johannesburg wonende Nederlandse, volgt de acht meisjes op hun moeizame levensweg. De aandacht is vooral gericht op Ariaan Ariens en op haar zusje Willemijn. Zij zijn wees geworden nadat hun vader op zee is omgekomen en hun moeder bij een brand in hun Rotterdamse huis is gestorven.
Het leven in het Rotterdamse weeshuis is geen pretje. Strenge regels en karige voeding bepalen de eentonige dagen. Ariaan droomt van een nieuw leven in een andere wereld. Het fraai gekleurde suikervogeltje (in het Afrikaans ”suikerbekkie” genaamd) wordt hier het symbool van. Dit symbool van verlangen verbindt de levensfasen van Ariaan.
De reis van Goeree naar de Kaap is één lange aanval op de gezondheid van de mensen aan boord van de China. De opluchting is daarom groot wanneer de weesmeisjes veilig in de Tafelbaai aankomen en met kleine bootjes aan land worden gebracht.
Dan begint het avontuur pas goed. Nu komt het erop aan de juiste man te kiezen, om niet als voetveeg aan de nukken van een bruut te worden overgeleverd. Ariaan treedt met de boer Gerrit in het huwelijk en belandt op een boerderij diep in het binnenland waar allerlei gevaren loeren. Gerrit is zeker geen kwaaie kerel, maar voeling voor de mensen van Afrika en voor de rijke wereld van planten en dieren bezit hij niet. Het gevoel voor menselijkheid en voor de rijkdom van de schepping vindt Ariaan wel bij Klaas, die afkomstig is van het eiland Madagaskar en als slaaf in de Kaap terechtkwam.
Ariaans leven is een aaneenschakeling van perioden van hoop en van verdriet, terwijl Willemijns leven vooral in het teken van ellende staat. Willemijn trouwt met de chirurgijn Dietlof, een luie lapzwans die bovendien kinderen heeft verwekt bij een aantal slavinnen. Ariaan en Willemijn raken echter toch thuis aan de Kaap. Ariaan krijgt twee kinderen en eigent zich de wonderbaarlijk mooie wereld van de inheemse planten en kruiden toe. Zij en Gerrit vinden evenwicht in hun leven, een vorm van actieve berusting waarbinnen zij gelukkig zijn. De aandacht van de verteller is minder op Willemijn gericht, maar ook zij beschouwt de Kaap als haar ware bestemming.
De mooiste gedeelten uit deze roman zijn de observaties en overpeinzingen van Ariaan. Doordat de lezer met Ariaan meekijkt naar de mensen aan boord van de China en in de bonte wereld van de Kaap wordt ze een jonge vrouw voor wie de lezer sympathie ontwikkelt. Aan Ariaan is af te lezen wat de verplanting naar een andere, exotische wereld met een mens kan doen. Het leven aan de Kaap met roddelende vrouwen, huichelachtige mannen die hun slavinnen misbruiken en een kil, liefdeloos geloof is in deze roman goed weergegeven. De betrokkenheid bij Ariaans leven maakt dat de roman tot het slot boeiend blijft.
Sommige personages komen niet echt uit de verf. Het hoofd van het weeshuis, de zogeheten ”binnenmoeder”, blijft bijvoorbeeld een vage figuur. Ze komt over als een akelige feeks, terwijl Ariaan zegt dat ze naar haar terugverlangt. Vreemd is bovendien dat Ariaans twee kinderen nauwelijks in beeld komen.
Ten slotte: hoezeer je als lezer ook aan Ariaan gehecht raakt, ze is iets te nobel en een tikkeltje te pathetisch om in elke situatie geloofwaardig over te komen. Heel soms gebruikt Ariaan iets te brave woorden die haar een vleugje Cissy van Marxveldt verlenen. Maar de hoofdzaak is: dit is een mooie, ontroerende roman van een schrijfster die veel van het achttiende-eeuwse Zuid-Afrika weet.
Boekgegevens
”Het suikervogeltje. Hoe de VOC weesmeisjes als toekomstige bruiden naar Zuid-Afrika liet uitvliegen”, Pauline Vijverberg; uitg. Conserve, Schoorl, 2017; ISBN 978 90 542 9430 6; 320 blz.; € 19,99.