Meditatie
Genesis 17:1b
„Ik ben God de Almachtige; wandel voor Mijn aangezicht en zijt oprecht.”
Dit is nu de hoofdsom van alles wat wij tot nu toe verhandeld hebben aangaande Gods gedachten jegens ons en wat wij van Hem verwachten zullen, namelijk: God, de hoogste, eeuwige Kracht en Majesteit, Die alles geschapen heeft en nog onderhoudt, in Wie alles bestaat, wil de God van Abraham en de God van zijn zaad zijn. Dat betekent: God biedt Zichzelf aan en wil dat men Hem gebruikt en geniet als de volkomen algenoegzame Bron van alles wat voor de mens nodig is. Hij wil aan hen al Zijn vermogen en kracht ten dienste stellen. Hij wil hun Bescherming, hun Verzadiging, hun Heil, hun Onderhouder en Zaligmaker zijn. Hij wil Zich het lot van het arme menselijk geslacht, dat er naar lichaam en ziel jammerlijk aan toe is, aantrekken, het sterken en door Jezus Christus oprichten, van zonde en van de eeuwige dood verlossen en met het eeuwige leven begiftigen. Dit alles belooft God van Zijn kant in het verbond en wil Zich daaraan onbeweeglijk houden, zodat wij vast op Hem kunnen rekenen. Deze Zijn goddelijke schat echter heeft Hij voor ons geopend en aangeboden als ingesloten in dat ene, dat Hij noemt: het land Kanaän en het gezegende zaad. Hij noodt en roept ons zo door het verbond om getroost tot Hem te komen, Hem te genieten en Hem te gebruiken (Jesaja 55, Mattheüs 11).
Heinrich Bullinger, predikant te Zürich
(”Het verbond”, 1537)