Buitenland

„Vroeger hadden we alleen Saddam en wisten we wie onze vijand was”

Overal in Najaf zijn posters van de radicale sjiitische geestelijke Muqtada al-Sadr geplakt. Op muren gekalkte leuzen maken duidelijk dat zijn aanhangers hun verzet tegen de Amerikanen zien als een strijd tussen gerechtigheid en onderdrukking.

Scheherezade Faramarzi (AP)
14 May 2004 11:15Gewijzigd op 14 November 2020 01:13

De steun voor Al-Sadr is gegroeid sinds de Amerikanen begin april een arrestatiebevel tegen hem uitvaardigden en zijn militie Najaf, een heilige stad in het zuiden van Irak, innam. De postercampagne is bedoeld om de geestelijke de status te bezorgen van de leider van alle sjiitische moslims en niet slechts van de jonge, ontevreden sjiieten die zijn militie, het Leger van Al-Mahdi, vormen.

Veel inwoners van Najaf spreken echter hun waardering uit voor de Amerikanen, omdat die Irak hebben verlost van Saddam Hussein. Ze zijn de patstelling rond de stad, die sinds begin vorige maand door de Amerikanen wordt belegerd, zat. De afgelopen dagen is er door Amerikaanse soldaten en strijders van Al-Sadr gevochten en volgens de vorige week door de Amerikanen benoemde gouverneur van Najaf, Adnan al-Zurifi, zal het niet lang meer duren voor het Amerikaanse leger de stad binnentrekt. Dinsdag demonstreerden zo’n 1000 inwoners voor het vertrek van Al-Sadr uit de stad.

„Het is waar dat we niet willen dat Al-Sadr zich overgeeft aan de Amerikanen, maar we willen ook geen oorlog”, zegt Suha al-Dihan, die zo bang is dat ze met geweld wordt geconfronteerd dat ze haar huis alleen uitkomt om snel even boodschappen te doen op de markt.

Op het belangrijkste plein van Najaf staan een enorme billboard met de portretten van drie mannen met zwarte tulbanden en daaronder de tekst: „De mannen zijn in naam van mij geschapen.”

De mannen die in naam van Allah zouden zijn geschapen zijn twee zeer gerespecteerde grootayatollahs, Mohammed Sadeq al-Sadr en Mohammed Baqer al-Sadr, en Muqtada al-Sadr.

Muqtada, die ergens rond de 30 is, is de zoon van Mohammed Mohammed Sadeq al-Sadr, een vereerde religieuze leider die zich gehuld in een lijkwade tegen Saddam uitsprak en dat in 1999 met de dood moest bekopen. Mohammed Baqer al-Sadr, geen familie, was een sjiitische leider die de wapens tegen Saddam opnam.

Ook op tal van andere plaatsen in de stad hangen posters van de jonge Al-Sadr, zelfs bij een van de belangrijkste heiligdommen van de sjiitische islam, de tombe van imam Ali. De muren rond de tombe zijn behangen met spandoeken waarop verschillende stammen uiting geven aan hun solidariteit met Al-Sadr. Stammen zijn een belangrijke machtsfactor in het gebied. De leiders van enkele stammen zeggen echter in vertrouwen dat zij de spandoeken niet hebben opgehangen en Al-Sadr ook niet steunen in diens verzet tegen de Amerikanen.

Al-Sadr heeft zijn aanhang altijd gerekruteerd onder jonge, opstandige sjiieten, maar presenteert zich nu als opvolger van zijn alom vereerde vader. De Verenigde Staten eisen dat het Leger van Al-Mahdi wordt ontbonden en dat Al-Sadr wordt overgedragen voor berechting in verband met de vorig jaar gepleegde moord op een gematigde sjiitische geestelijke. Veel inwoners beschouwen de eis dat Al-Sadr wordt overgedragen als een belediging. Voor hen is Al-Sadr niet zomaar een geestelijke, maar de zoon van een martelaar. Ook is hij een ”seyed”, ofwel een directe afstammeling van de profeet Mohammed. Veel anderen zien de militie van Al-Sadr echter als een ordinaire bende misdadigers die ook nog eens niet uit Najaf afkomstig zijn.

Veel mensen wagen zich sinds begin april nauwelijks meer op straat en de stad is al miljarden dollars aan inkomsten misgelopen, voornamelijk doordat buitenlandse pelgrims wegblijven.

De 41-jarige Al-Dihan steunt de confrontatie met de Amerikanen. „We beschouwen het als een belediging om een seyed aan de Amerikanen over te dragen”, zegt ze, maar na enig nadenken voegt ze eraan toe: „We willen al die politieke partijen niet. We zijn het zat om uit te moeten zoeken wie is, om de situatie te analyseren. Vroeger hadden we alleen Saddam en wisten we wie onze vijand was.”

Ook Kholood, een 33-jarige schoonmaakster, vindt niet dat Al-Sadr gearresteerd moet worden. Maar ook zij wil geen oorlog. Op de vraag of ze een oplossing ziet antwoordt Kholood, die haar achternaam niet wil zeggen: „Ik zou tegen Al-Sadr zeggen dat hij zich moet overgeven om oorlog te voorkomen. We willen niet dat hij net zo koppig is als Saddam en ons nog een oorlog in sleurt.”

Kholood vindt dat de Amerikanen het land het afgelopen jaar veel goeds hebben gebracht: de ambtenarensalarissen zijn gestegen, en belangrijker: de sjiieten mogen hun geloof vrijuit belijden.

„We zijn nu beter af. We hebben twee kleurentelevisies gekocht en een satellietschotel”, zegt Kholood, die nu met 60.000 dinar (36 euro) per maand veel meer verdient dan voorheen. De foto’s van Iraakse gevangenen die worden mishandeld door Amerikaanse soldaten hebben haar echter meer in de richting van Al-Sadr gedreven.

„Hij zegt dat de Amerikanen Joden zijn dat ze ons zullen behandelen zoals de Joden de Palestijnen behandelen. Hij zegt dat de Amerikanen Iraakse vrouwen zullen verkrachten”, zegt ze. „Voor ik de naakte gevangenen op de televisie zag wist ik niet of ik hem moest geloven. Maar nu ben ik bang dat de Amerikanen vrouwen uit hun huizen zullen halen en ons zullen verkrachten”, zegt ze.

Een lid van de Sada Al-Jreiwi-stam in Najaf zegt dat zijn stam Al-Sadr niet onder druk zal zetten om zich over te geven, omdat er dan mogelijk een oorlog zal uitbreken met de aanhangers van de geestelijke. Een ander lid van de stam beklaagt zich over het gedrag van de leden van het Leger van Al-Mahdi, die volgens hem grotendeels van buiten Najaf komen.

„Ze vallen huizen binnen met de smoes dat ze wapens zoeken en dan stelen ze spullen”, zegt de man, die uit angst voor de militieleden niet wil zeggen hoe hij heet. „Ze fouilleren ons zelfs als we naar een begrafenis gaan. Elk mens heeft zijn waardigheid. We kunnen deze puinhoop in de stad, de rustplaats van imam Ali, niet accepteren, maar we hebben het niet in de hand.”

Ali Kashef al-Ghata, een 43-jarige botanicus, verwoordt het dilemma van de inwoners van Najaf aldus: „We zitten vast tussen twee gegevens: hoewel we de Amerikanen dankbaar zijn dat ze ons hebben verlost van Saddam, moeten we ons geloof gehoorzamen dat ons verplicht een bezetting te verwerpen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer