Groen & duurzaamheid

Zeldzame zwanenzang

Als je zwanen wilt zien, hoef je niet naar Engeland te varen. In ons kikkerlandje bivakkeren elke winter tienduizenden zwanen, bijna allemaal wit, slechts af en toe zit er een zwarte tussen. Een echte zwanenzang is eveneens zeldzaam.

Kees de Heer (ND)
15 March 2017 11:57Gewijzigd op 16 November 2020 10:01
Wilde zwanen vliegen vrijwel geluidloos, terwijl bij knobbelzwanen een zwiepend geluid te horen is.  beeld RD, Henk Visscher
Wilde zwanen vliegen vrijwel geluidloos, terwijl bij knobbelzwanen een zwiepend geluid te horen is.  beeld RD, Henk Visscher

In vrijwel elke stadsvijver bivakkeren knobbelzwanen en deze witte reuzen krijgen doorgaans de meeste aandacht van omwonenden. Het zijn natuurlijk imposante dieren, vooral als ze met opgebolde vleugels rondzwemmen. Met die opgezette vleugels lijken ze nog groter dan ze al zijn.

In deze tijd van het jaar zijn zwanen niet zo agressief tegenover mensen, maar wel richting ganzen en andere watervogels, vooral als deze een wit verenpak hebben. De dreighouding van zwanen is het beste te zien als ze in het broedseizoen hun territorium verdedigen. Vaak zit het vrouwtje op het nest te broeden, terwijl het mannetje met opgebolde vleugels alles en iedereen op afstand houdt. Maar ook buiten het broedseizoen zwemt het mannetje doorgaans met omhooggebogen vleugels rond.

Een agressieve knobbelzwaan maakt sissende en grommende geluiden. Dat gesis en gegrom klinkt ons niet echt als muziek in de oren. Normaal gesproken is een zwaan nogal ‘zwijgzaam’ Daarom is het vreemd dat juist dit dier te boek staat als een muzikale vogel. Misschien is dat imago te danken aan het ‘zingende’ geluid van de vleugels zodra de dieren gaan vliegen, maar dat verklaart de term ”zwanenzang” nog niet.

Nu is de knobbelzwaan niet de enige zwaan in onze contreien. We hebben ook nog de wilde zwaan en de kleine zwaan, die op grote schaal in Noordwest-Europa overwinteren, terwijl ze ’s zomers in Siberië en in Scandinavische landen broeden. Deze twee zwanensoorten maken trompetterende en toeterende geluiden, die klinken als een langgerekt en melancholiek ”hoe-hoe”.

Aan deze roep dankt de wilde zwaan zijn bijnaam ”zingzwaan” ofwel ”zangzwaan”. Een oude Friese naam is ”gûlswan” (”gûl” is gil of schreeuw), en de volksnaam ”hoelzwaan” suggereert dat dit dier een huilend geluid maakt. Nu heb ik nog nooit in het echt meegemaakt dat een zwaan doodgaat, maar ik kan me iets voorstellen bij een trompetterige zwanenzang die klinkt als huilen.

Mix van witte en grijze jongen

Al onze knobbelzwanen stammen af van tamme exemplaren. Amper honderd jaar geleden was de knobbelzwaan in ons land een zeldzame broedvogel. Hij werd zwaar bejaagd en een vogel van dat formaat vormt nu eenmaal een gemakkelijke prooi voor iedereen die met een geweer kan omgaan. De knobbelzwaan werd destijds ook massaal gefokt om zijn vlees, eieren en dons.

Pas na de Tweede Wereldoorlog raakte de zwanenhouderij in onbruik. Veel fokkers lieten het leewieken of kortwieken (delen van de vleugels verwijderen) van de vogels achterwege, met alle gevolgen van dien. Vrijwel al onze knobbelzwanen zijn nazaten van de dieren die toen zijn ontsnapt of vrijgelaten.

Het dons van de jongen verraadt bijna altijd dat onze knobbelzwanen afstammen van ontsnapte en verwilderde siervogels. Want de wilde knobbelzwaan heeft grijsbruine jongen, die pas na ruim een jaar een witte verenpak krijgen. Kwekers hadden destijds een duidelijke voorkeur voor een variëteit met witte jongen, omdat juist hun dons erg veel geld waard was.

Sneeuwwitte jongen hebben een genetisch vastgelegde afwijking die in de natuur zelden voorkomt, maar bij tamme exemplaren zeer algemeen is, doordat kwekers daarop selecteerden. Toen de zwanenhouderij niet meer rendabel was, ontsnapten veel zwanen met een genetische aanleg voor witte jongen. Deze halftamme vogels verwilderden en vermengden zich met wilde exemplaren. De wilde populatie was relatief klein vergeleken met de groep ontsnapte knobbelzwanen, met als gevolg dat je de eigenschappen van beide populaties nu nog steeds kunt terugvinden. Bijna al onze knobbelzwanen zwemmen rond met een mix van grijsbruine en witte pullen.

Lutherse zwaan

De doopsgezinden hebben een houten huisje,

de roomsen hebben een kruisje,

de calvinisten hebben een haantje

en de lutheranen hebben een zwaantje!

De zwaan is terug te vinden in het interieur van vrijwel alle lutherse kerken en vaak siert een windvaan met een zwaan het topje van de toren. Het verhaal gaat dat de zwaan voorkwam in het wapen van Luther, maar dat klopt niet. Luthers familie voerde als wapen een halve handboog in goud, met een zilveren beugel, koord en twee rozen op een rood veld.

De zwaan is te danken aan een legende. Honderd jaar voordat Maarten Luther zijn stellingen op de kapeldeur in Wittenberg spijkerde, werd Johannes Hus (1369-1415) door de Rooms-Katholieke Kerk in de ban gedaan. Het Boheemse woord hus betekent ”gans”. Vlak voordat Hus als ketter op de brandstapel terechtkwam, zou hij hebben gezegd: „Gij zult nu een gans braden, maar over honderd jaar zult gij een zwaan horen zingen.”

Maar deze zwaan is niet terug te vinden in de brieven van Johannes Hus. Hij spreekt wel van zichzelf als gans: „Eerst hebben zij voor de gans strikken gespannen door dagvaardingen en banvloeken, en nu belagen ze sommigen uwer. De gans, een mak dier, een tamme vogel, maar geen hoogvlieger, is er niet in geslaagd hun strikken te verbreken. Maar andere vogels, die door Gods genade en hun bouw wel hoog kunnen vliegen, zullen hun hinderlagen vernietigen.” Verderop schrijft Hus over valken en adelaars die in gezichtsscherpte de andere vogels overtreffen.

Maarten Luther schreef in 1531 als eerste over de gans als symbool voor Hus en de zwaan als symbool voor zichzelf: „Sint Johannes Hus heeft over mij voorspeld toen hij aan zijn volgelingen in het Boheemse land schreef: Zij zullen nu een gans braden, maar over honderd jaar zullen zij een zwaan horen zingen. Die zullen zij moeten verdragen.”

Luther koos waarschijnlijk voor de zwaan omdat hij een muziekliefhebber was en de zwaan als een uiterst muzikale vogel te boek staat. Wellicht werd hij ook geïnspireerd door het eeuwenoude verhaal dat zwanen al zingend met vreugde doodgaan.

Kleur van de snavel maakt het verschil

Net als de knobbelzwaan dragen de kleine zwaan en de wilde zwaan een spierwit verenpak. Je hebt een telescoop of een goede verrekijker nodig om deze drie soorten op een afstand uit elkaar te houden. Het belangrijkste verschil is de kleur van de snavel. De knobbelzwaan heeft een oranjerode snavel met een zwarte knobbel. De wilde en de kleine zwaan hebben geelzwarte snavels zonder knobbel, waarbij de eerstgenoemde een iets grotere gele vlek heeft dan de tweede.

De knobbelzwaan heeft meestal een gebogen nek, terwijl de andere hun nek opvallend vaak recht houden. Als je ze vlak naast elkaar ziet, zijn de geelsnavelige soorten te onderscheiden door te letten op het formaat. De wilde zwaan is net zo groot als de knobbelzwaan, de kleine zwaan is duidelijk een slag kleiner dan de andere twee. Kenners kunnen het verschil ook horen. De drie soorten laten namelijk verschillende geluiden horen. De op en neer zwiepende vleugels van de knobbelzwaan maken een enorm kabaal, terwijl de andere twee vrijwel geruisloos vliegen. De wilde zwaan en de kleine zwaan laten geregeld een trompetachtige roep horen, terwijl de knobbelzwaan alleen wat grommende en sissende geluiden kan produceren.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer