Celstraffen tot 25 jaar in Omarska–proces
Het Joegoslavië-tribunaal heeft vandaag celstraffen oplopend tot 25 jaar opgelegd in het Omarska-proces tegen vijf Bosnische Serviërs. Omarska was een van de beruchte kampen in het noordwest-Bosnische district Prijedor waar in 1992 honderden moslims en Kroaten het leven lieten. De hoogste straf van 25 jaar is opgelegd aan Zoran Zigic.
De vijf verdachten zijn schuldig bevonden aan vervolging als misdaad tegen de mensheid en aan de oorlogsmisdaden moord en marteling. Mladjo Radic, die ook schuldig is bevonden aan verkrachting, is veroordeeld tot twintig jaar, Miroslav Kvocka tot zeven jaar, Milojica Kos tot zes jaar en Dragoljub Prcac tot vijf jaar.
Voorzittend rechter Almiro Rodrigues herinnerde tijdens de uitspraak aan de mensonterende omstandigheden in Omarska. Gevangenen werden al bij aankomst vernederd. Tijdens de verhoren werden zij geslagen, soms tot de dood erop volgde. Ook werden gevangenen doodgeschoten of vermoord door hen de keel door te snijden. De lijken lagen soms dagenlang te rotten voordat andere gevangenen werden gedwongen die op te ruimen.
Er was weinig eten en water en vrijwel geen medische verzorging van zieken. Sanitaire voorzieningen waren er niet. Het kamp was onderdeel van de systematische en grootschalige vervolging van moslims en Kroaten in Prijedor, waarbij de Serviërs mensen van andere etniciteit het werk afpakten en hun kinderen niet meer naar school lieten gaan.
De vijf verdachten waren als kampbewaker of leidinggevende op de hoogte van de omstandigheden, ook al hebben zij die niet gepland. Daardoor waren zij onderdeel van een gemeenschappelijke misdadige onderneming, aldus Rodrigues. Anderen hadden echter een belangrijkere rol bij de „etnische zuiveringen”, zoals de Servische politiechef van Prijedor, Simo Drljaca, die is doodgeschoten toen men hem wilde arresteren.
Het tribunaal heeft het feit dat anderen een veel grotere verantwoordelijk droegen voor wat er in Prijedor gebeurde, meegewogen in het voordeel van de verdachten. Zijn uitspraak is dan ook veel lager dan de eis van aanklaagster Susan Somers. Die had afgelopen zomer levenslang geëist voor Zigic en Radic, 35 jaar voor Kvocka en Prcac en 25 jaar voor Kos. Vier verdachten hadden vrijspraak geëist. Zigic, die enkele gevallen van mishandeling bekende, had om een milde straf gevraagd.
Volgens de aanklacht was Kvocka de eerste commandant van Omarska. De uitspraak rept echter slechts over een latere fase, toen hij „de rechterhand” van een nieuwe commandant was. Prcac was volgens Somers enige tijd plaatsvervangend commandant, maar de Amerikaanse aanklaagster heeft volgens de drie VN-rechters niet bewezen welke functie hij bekleedde. Wel is vastgesteld dat Radic en Kos wel degelijk leiders waren van ploegen bewakers, zoals ten laste gelegd.
Zigic kwam als buitenstaander martelen en mishandelen, niet alleen in Omarska, maar ook in de twee andere kampen in Prijedor, Trnopolje en Keraterm. Hij is op enkele punten vrijgesproken, maar het tribunaal acht zijn „extreem geweld” in een lange lijst gevallen wel bewezen. De rechters hebben Zigic ook schuldig bevonden aan het vernederen van gevangenen, door hen te dwingen hun eigen bloed te drinken of water van de grond te likken zoals een hond.
De Portugese VN-rechter Rodrigues sprak van een „helse orgie van vervolging”. Hij herinnerde aan een Servisch-orthodoxe feestdag in juli 1992 toen met oude autobanden een groot vuur werd gemaakt in Omarska. Gedetineerden werden uit een hangar gehaald. Daarop hoorden andere gevangenen geschreeuw en roken verbrand mensenvlees. „Heeft geen van de verdachten iets geroken of gezien?” vroeg Rodrigues zich af.