Rio Tinto
Het grootste deel van ons leven speelt zich af op de aardkorst. En dan zelfs nog op het allerbuitenste oppervlakkige laagje daarvan. Kijk naar buiten en alles wat je ziet aan huizen, bomen, velden, wegen en wateren valt binnen dezelfde proporties als de kleinste, halflosse schilfertjes op de huid van een lichaam. In dit geval het lichaam van de aarde. Letterlijk gezien leven we dus zeer oppervlakkig. Met een kleine, kortstondige escape omhoog wanneer we een vliegreis maken en een glimp van de diepte wanneer we in een afgrond kijken.
Dat laatste is in zekere zin van toepassing op deze foto van de Rio Tinto (Spaans voor gekleurde rivier). Hij stroomt door Andalusië in het uiterste zuiden van Spanje. Het water kleurt, zeker na een regenbui, dieprood als tomatensoep. Aan de oevers vinden we okergele zones en op de droge delen van de rivierbedding zien gesteenten met mineralen in alle tinten tussen loodgrijs en steenrood het daglicht. Soms in de vorm van massieve brokken, dan weer als flinterdunne laagjes die over elkaar heen liggen als de versteende bladzijden van een boek die bij betreding afschilferen onder je profielzolen.
Het is een van de zeldzame plekken waar moeder natuur iets van haar binnenste blootgeeft. De oorzaak van deze kleurenpracht ligt in de mijnbouw. Al duizenden jaren wordt er langs deze rivier namelijk gegraven naar goud, zilver, ijzer, koper, maar ook andere metalen zoals mangaan. Als gevolg van de metaalwinning is het rivierwater zuur en bijtend als cola. In het water zitten anaerobe bacteriën die leven van het opgeloste ijzer en koper. Wetenschappers spreken van extremofiele en acidofiele levensvormen.
Alles wat extreem is, trekt de laatste jaren ook bekijks van toeristen, onder wie vooral landschapsfotografen in hun continue zoektocht naar het pure, het onwerkelijke, het sublieme. Zo betekent de Tinto voor iedereen iets anders. Je zou er moeiteloos een pessimistisch verhaal over kunnen vertellen, ja, zelfs het woord gifbelt laat zich er naadloos op toepassen. Je zou op deze plek ook een meer symbolisch verhaal kunnen projecteren: de Rio Tinto als een verse, bloedende snee in de korst van de aarde. Voor mij was de rivier een fotografisch bedevaartsoord.
Een net even wat langere sluitertijd doet wonderen. Het stromende water krijgt een eigen, nieuwe vorm die je met het blote oog niet zo kunt waarnemen. Dat maakt het geheel wat onwerkelijk en zorgt dat je langer blijft kijken. Terwijl de kleuren van het gesteente onaangetast blijven. Als een fotograaf de horizon buiten het beeld houdt, verliest de kijker het besef van schaal en ontstaat de suggestie van oneindigheid. Dat is voor mij de Rio Tinto: een onwerkelijke plek waar een oneindige energie zichtbaar wordt.