Tekorten in nieuwe EU-lidstaten te hoog
Zes van de tien landen die begin deze maand zijn toegetreden tot de EU hebben een te hoog begrotingstekort.
Het negatieve saldo van hun overheidsbudget overschrijdt de grens van 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp), die is vastgelegd in het groei- en stabiliteitspact. Het gaat om Cyprus, Hongarije, Malta, Polen, Tsjechië en Slowakije.
Tsjechië spant de kroon. Daar bedroeg het verschil tussen de uitgaven en inkomsten vorig jaar 12,9 procent. Malta volgde met 9,7 procent. Polen, veruit de grootste natie onder de nieuwe lidstaten, meldde 4,1 procent.
Estland, Letland, Litouwen en Slovenië hebben op dit terrein hun zaken wel op orde. In Estland is zelfs sprake van een overschot.
Cyprus en Malta kampen bovendien met een te omvangrijke staatsschuld. Die mag volgens de in het verleden opgestelde voorschriften niet stijgen boven de 60 procent van het bbp. Op beide eilanden ligt de quote in de buurt van de 75 procent.
De spelregels van de Unie bepalen dat regeringen die hun financiële huishouding laten ontsporen een jaar de tijd krijgen om de noodzakelijke correctie aan te brengen. Europees commissaris Almunia (Monetaire en Economische Zaken) wil echter ten aanzien van de recent aangesloten landen enige soepelheid betrachten en de onvermijdelijke ombuigingen uitsmeren over een langere periode, omdat zij toch al forse inspanningen leveren om hun economieën aan te passen aan de EU-eisen. Zij moeten deze week een programma indienen voor de terugdringing van het tekort. Begin juni praten de ministers van Financiën over de situatie.
Alle nieuwkomers streven ernaar op termijn de euro in te voeren. Om te kunnen participeren in de monetaire unie behoren het begrotingssaldo en de schuldquote te voldoen aan de normen uit het stabiliteitspact.