Voor ”de Schrift alléén” is weinig ruimte tijdens symposium Westerkerk
Voor het principe ”de Schrift alléén” was zaterdag weinig ruimte tijdens het symposium ”In de ban(d) van het Woord. Over letter, uitleg en inspiratie van de Bijbel”, gehouden in de Westerkerk te Amsterdam.
Wie gelooft in het principe ”de Schrift alléén”, is zowel vermetel als naïef, stelde prof. dr. Mirjam van Veen. „Op welke tekst van de Bijbel baseer je en hoe weet je dat jouw uitleg de juiste is?” Zo betoogde de hoogleraar kerkgeschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Het verhaal dat de Reformatie de Bijbel heeft herontdekt en dat de Rooms-Katholieke Kerk niets deed met de Bijbel, is volgens prof. Van Veen door Luther in gang gezet en niet meer dan een mythe. „Niet de Bijbel, maar de manier waarop deze in de Reformatie werd gelezen, was nieuw. Ook de middeleeuwse Katholieke Kerk kende de Bijbel en er werd over de Bijbel gepreekt. Het protest van de Reformatie richtte zich niet tegen een vermeend vergeten van de Bijbel, maar tegen een kerk die alle gezag en geloofwaardigheid had verloren in haar bemiddeling van het heil.”
Gelovigen begonnen in de Reformatie het Nieuwe Testament mee te nemen naar de kerk. „Zij stelden: Zie, daar staat geschreven en zo is het. Het nieuwe was dat zij het gezag verplaatsten naar de individuele leeservaring. De gelovige las zelf de Bijbel en verbond er zijn conclusies aan.”
Luthers accent op de rechtvaardiging door het geloof alleen zette in feite het kerkelijke apparaat opzij, aldus prof. Van Veen. „Dat moest hij dus rechtvaardigen. Reformatoren moesten aantonen dat hun kerk de ware kerk was, gebaseerd op een hecht en betrouwbaar fundament en dat was het Woord. Iemand als Zwingli verlegde het zwaartepunt naar de gelovige gemeenschap.”
Naïef
Die uitweg van ”de Schrift alleen” was echter even vermetel als naïef, vindt Van Veen. „Erasmus ontdekte dat de overleveringsgeschiedenis van de Bijbelse teksten problematisch was. Reformatoren voelden dat de letterlijke uitleg van de Bijbel niet altijd leidde tot een zinnige. Sebastian Castellio hield rekening met gelaagdheid van teksten. Het gezag van de Schrift was afhankelijk van het karakter van de tekst.”
Een dopers theoloog als Sebastian Franck wees erop dat de Bijbel op veel plaatsen zichzelf tegensprak. „Sommigen zochten daarom naar een geestelijke uitleg van de Bijbel met afzien van de letterlijke betekenis. De tekst was een omhulsel. Daarbinnen zat een geestelijke kern, een richtingwijzer voor geestelijke groei.”
Van Veen begrijpt de intentie van de Reformatie om de Schrift een exclusieve betekenis te geven, namelijk als houvast tegenover de pauselijke kerk. „Maar juist op protestants erf ontstond er een kritische beschouwing over de Schrift, over de overlevering van teksten. Katholieken stelden tegenover de Reformatie dat de Schrift alleen geen betrouwbare kennis gaf. Wie een zeker fundament wilde hebben, moest zich baseren op de traditie en het kerkelijk leergezag. Maar dat verplaatst echter het probleem. Want wie zegt dat dit waar is?”
De Bijbel alléén? De conclusie van prof. Van Veen –zich vooral baserend op vrijdenkers als Castellio en Coornhert– luidt: „Wie de Bijbel als bron van objectieve, rationele kennis ziet om daarmee een hecht fundament te scheppen, komt bedrogen uit en raakt in de problemen. Geloof is meer dan rationele kennis. De verantwoordelijkheid ligt ten diepste bij de individuele gelovige en de gelovige gemeenschap.”
Veel veranderd
Over de Bijbel wordt zeer divers nagedacht, van Bloedboek tot Gods Woord van kaft tot kaft, zo stelde ds. Fokkelien Oosterwijk, predikante van de Westerkerk. „We hebben aan Luther te danken dat hij de Bijbel in de volkstaal vertaalde zodat deze naast het boek van de kerk ook een boek voor thuis werd. Eeuwenlang was de Bijbel handreiking en wegwijzer, aan tafel en in het persoonlijk lezen.”
Er is echter veel veranderd sinds Luther. „Het geloof in God van de Bijbel is steeds meer afgebrokkeld. Ook in de kerk ligt de Bijbel niet meer als een blok beton op de kansel, tot opluchting van velen, maar ook tot ongerustheid van anderen. Wat blijft er over als je de letterlijkheid van de Bijbel loslaat? We houden in de Westerkerk van de vrijheid om de Bijbel te lezen, met ons hart en met het verstand. Niet om pasklare antwoorden te vinden maar om zelf antwoorden te zoeken en vragen op te wekken.”
Dr. S. Janse, emeritus protestants predikant in Driebergen, stond in een workshop stil bij het onderwerp ”Geweld in Gods naam?” „Onze moeite begint waar geweld in Gods naam gebeurt of schijnt te gebeuren. Onze voorouders hadden daar denk ik minder moeite mee. Als God in de Bijbel oproept om iedereen te doden, ook vrouwen en kinderen, hoe moeten we die teksten dan interpreteren? In Srebenica (Joegoslavië) werden vrouwen en kinderen nog vrijgelaten.”
De Bijbel is het Woord van God, maar hoe verhoudt zich dat tot het geweld? Dr. Janse probeerde een weg te zoeken tussen fundamentalisme (van kaft tot kaft tot in de details geïnspireerd) en de vrijzinnige opvatting van prof. dr. H. M. Kuitert. Hij liet verschillende verklaringsmodellen van geweld in het Oude Testament de revue passeren. Zo kan de hedendaagse lezer mogelijk tot inzicht komen: „Het is niet mooi wat in de Bijbel staat, maar ik begrijp toch waarom het erin staat.”