Column: Gerhard Hormann over een kladblokcoalitie
Toen ik begin jaren tachtig politicologie studeerde in Amsterdam maakte ik kennis met het begrip zwevende kiezer.
Dat was een nieuw fenomeen dat rechtstreeks kon worden teruggevoerd op de ontzuiling, maar het was tegelijk een uitzondering die zelden voor rare verrassingen zorgde.
Nu zijn er veel meer zwevende kiezers dan verzuilde, waardoor het land collectief op drift lijkt te zijn geraakt. Volgens een van de laatste peilingen zou het huidige kabinet, dat vier jaar geleden aantrad met een nipte meerderheid, nu nog maar de helft van het aantal zetels overhouden. Wat je ook van het gevoerde beleid vindt, dat is een afstraffing die in geen verhouding staat tot de staat van het land en alleen maar lijkt te zijn gebaseerd op het feit dat de meeste kiezers nog slechts vluchtige relaties aangaan met volksvertegenwoordigers en net zo gemakkelijk van politieke kleur switchen als van garderobe.
Door de deconfessionalisering zijn er nog maar weinig partijen over die werkelijk ergens voor staan en ergens in geloven.
Ondertussen lijkt het klassieke verschil tussen links en rechts vervangen door een kloof tussen de elite en het volk, tussen jong en oud, en tussen allochtoon en autochtoon. Daarbij moet de tot het laatste moment twijfelende kiezer ook nog eens een keuze zien te maken uit meer partijen dan ooit.
Het samenstellen van een werkbaar kabinet wordt zo een hele klus die gemakkelijk maanden in beslag kan nemen, maar zelf heb ik er altijd veel aardigheid in om meteen na het bekend worden van de eerste uitslagen van de verkiezingen al een soort ‘kladblokcoalitie’ te smeden op een velletje papier. Soms blijk je het dan inderdaad bij het rechte eind te hebben, hoewel ik de gedoogconstructie met de PVV in het eerste kabinet-Rutte nooit had kunnen bedenken en ook nooit zou hebben bedacht.
Ook Rutte II kwam als een volslagen verrassing. Natuurlijk is het goed geweest voor de stabiliteit en de continuïteit dat dit kabinet de rit heeft uitgezeten, maar tegelijk heeft naamgever Rutte het vertrouwen van de kiezer danig op de proef gesteld. Het snelle samengaan van PvdA en VVD na een ongemeen felle campagne heeft de geloofwaardigheid van beide partijen, en daarmee van de politiek in het algemeen, weinig goed gedaan.
Door de polarisatie en verdere versplintering van het politieke landschap is het tweede kabinet-Rutte waarschijnlijk een historisch unicum geweest doordat het uit slechts twee partijen bestond. Pas over anderhalve week weten we met zekerheid waar de keuze van al die zwevende, boze, teleurgestelde en op het laatste moment misschien wel strategisch stemmende kiezers op is gevallen.
Alles wijst er echter op dat de eerstvolgende coalitie uit zo veel verschillende partijen zal moeten worden samengesteld dat ze amper nog op één kladblaadje passen.
Rutte flirt ondertussen steeds opzichtiger met de partijen die volgens de website coalitiechecker.nl na 15 maart min of meer tot elkaar veroordeeld zijn als je het totale aantal zou willen beperken tot vier.
Kloppen de laatste peilingen, dan bestaat Rutte III straks uit VVD, CDA, D66 en GroenLinks. Daar zou ik uit mezelf óók niet zo snel op zijn gekomen, maar het zou –eventueel nog aangevuld met ChristenUnie– zomaar een verfrissend, slagvaardig kabinet kunnen opleveren dat op alle fronten inzet op duurzaamheid.
De auteur is schrijver en publicist. Reageren? hormann@refdag.nl