Bid!
Het is waar dat God uit louter genade en geheel om niet de zonden van Zijn uitverkorenen vergeeft en dat er geen verdoemenis is voor hen die in Christus zijn. Hoewel de verdoemenis door de vergeving wordt weggenomen, evenwel niet de verdoemelijkheid van de zonden of van de personen die zondigen. God is wel met Zijn kinderen verzoend, maar niet met hun zonden. Dat kan en zal ook niet gebeuren zolang God God is.Want hoewel Zijn kinderen dierbaar zijn in Zijn ogen, in Christus hun Heiland, haat de Heere hun zonden. Want die zonden zijn begaan tegen een goeddoend Vader. Zij zijn dus een lelijke ondankbaarheid, zodat daarmee de verdoemelijkheid van die zonden verzwaard wordt. O, hoe zeer past het eenieder van u én overdag én ’s nachts in de eenzaamheid, waar niemand u hoort of ziet dan God alleen, bij uzelf te jammeren en te klagen over uw geestelijke gebreken.
Welaan dan, kinderen van God die dikwijls klagen: O, wee mij! Ik heb voor mijn doen al veel gedaan tegen mijn verdorven hart en zijn lusten. Ik heb zo veel middelen gebruikt tegen mijn onvolmaaktheden. Ja, ik heb veel gevist, maar zo weinig gevangen. Wel geliefden, ik zal u uit het Woord des Heeren een goede raad geven. Bid niet alleen zeer dringend en zeer aanhoudend, maar ook in het bijzonder tegen uw onvolmaaktheden. Houd maar aan.
Sixtus Brunsvelt, predikant te Leeuwarden (Droevige vlekken van Jezus’ bruid, 1680)